2OÓ HAAGSCHE KOFFIEHUIZEN. *4 ■M „van ouds Iets verder op kregen wij dan „het Kleine Loo.” Van de geschiedenis van dit „Kleine Loo” vertelt de Fonseca het volgende: Le Petit-Loo, vis-a-vis de la Maison du Bois, appartenait en 1594, a un Guillaume Brasser; il paralt vraisemblable qu’il faisait autrefois partie du Grand Loo, dont ce Brasser était probablement aussi propriétaire, en qu’il en fut séparé, lors de quelque partage de ce bien. Le Petit-Loo fut possédé par la familie des barons Wittert, dont A. Wittert, seigneur van het Hoogland en Emiclaar, le céda au stat houder, le prince d’Orange Guillaume IV, le 22 Novembre 1748, pour le prix qu’il avait été achété, trente mille florins; conduite honorable, que ce digne prince apprécia In die jaren treffen wij voortdurend dergelijke aan- kondigingen aan. Uit het late aanvangsuur dezer feeste lijkheden blijkt dat wat jeugdige Hagenaars van twintig jaar later deden, slechts een hooghouden was van de traditie. Hiermede kunnen zij zich troosten. De „Bonte Koe” was in 1848 reeds een gerenommeerde herberg”. In 1863 vinden wij een annonce dat de herberg werd overgedaan door J. E. Bakker aan G. L. Funckler. Daarna wordt het etablissement een paar maal publiek verkocht in het Venduhuis der Notarissen in de Nobelstraat, om steeds weder onder nieuwe eigenaars met nieuwen, maar niet altijd verhoogden luister het hoofd op te steken. In deze omgeving moeten wij ook „Overbosch” even vermelden, waarvan wij in het Dagblad van 4 Mei 1867 het volgende vinden „Verkoop op Maandag 6 Mei ten overstaan van den Notaris J. L. Wiercx in het Venduhuis der Notarissen: het buitenverblijf „Overbosch” voor zomer- en winter verblijf.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1907 | | pagina 229