i6
DE JURISDICTIE-GESCHILLEN.
zending ten Hove te doen, en Van Balen, die wel begreep,
dat de zaak hiermede niet uit zou zijn, zond een zijner
bedienden naar mr. Zwalmius, den advocaat van den Baljuw,
om zijn bijstand te verzoeken. Maar voor dat deze rechts
geleerde nog bij Van Balen was aangekomen, verschenen
de beambten van het Hof daar ten tweede male, thans
met den last, om alle exemplaren uit den winkel weg te
halen en tevens in de woning van Van Balen eene nauw
keurige huiszoeking te doen.
De boekverkooper, verstoken van de hulp, die hij gehoopt
had van Zwalmius te ontvangen, schikte zich nu in het
onvermijdelijkede beambten doorsnuffelden het gansche
huis en vonden in den winkel vier exemplaren der
Vragen: een vijfde hing nog voor de winkeldeur, en zij
wilden dat eveneens van daar weg nemen, toen Van Balen,
in drift ontstoken, het weg nam, en verscheurde en de
stukken den beambten voor de voeten wierp. Deze namen
de exemplaren, die zij gevonden hadden, en de verscheurde
brochure met zich mede, niettegenstaande Van Balen, die
zijne bedaardheid weder had teruggekregen, voorsloeg,
om alles te zamen te verzegelenhij zou het pak bewaren
en het afgeven aan dengene, die later blijken zoude recht
tot inbeslagname te hebben.
De Proc.-Gen., die van den drossaard een omstandig
verslag van het gebeurde ontving, deelde dit den 23 Juli
aan het Hof mede, met de opmerking dat het verscheuren
der brochure door Van Balen was „eene verregaande
„vilipendentie en verachting van de auctoriteit en hetgezach
„van het Hof, mitsgaders eene violente oppositie aan
„deszelfs bevelen, gepleegd aan de bedienden der Justitie.”
Het Hof nam de zaak ook zeer hoog op, en gaf den
Proc.-Gen. een mandament, waarbij hij verlof kreeg Van
Balen te dezer zake op te roepen om op 7 September voor
den Hove te verschijnen, ten einde den eisch en de conclusie