HAAGSCHE KOFFIEHUIZEN.
215
voorgevel zien op blz. 163
werk van den Heer Gram.
van het hiervoor geciteerde
Van hier gaande naar paviljoen „Buitenlust” het tegen
woordige „hotel Promenade” passeeren wij aan den rech
terkant de ververschingsplaats „Prinse-Vinkehuis” dat
als zoodanig den 19 Mei 1848 door D. Ruygrok werd
geopend, nadat het zijn eigenlijke bestemming van vinken-
huis verloren had.
Het was een aardige woning van eene verdieping met
zolder en een stroodak. De tuin grensde aan een stuk
weiland bij de katholieke begraafplaats waar de vinke-
baan was, waaraan het etablissement zijn naam ontleende.
In den tuin waren hier en daar zitjes met rietmatten
omgeving, overheerlijk voor verliefde paartjes. In een
dier hutten kon men des avonds menigmaal vierstemmige
liederen hooren zingende schilder Mari ten Kate, die
een uitnemend tenor en lid van Cecilia was, kwam hier
meermalen op mooie zomeravonden met eenige kunst-
broeders-Cecilianen om aan hun zanglust bot te vieren.
Onder die zangers behoorden de beide Verveen, (Maurits
en Elchanon) en de schilder J. G. Smits.
Het was in dien donkeren tuin van vermaken zeer
beslist het onschuldigste vermaak; daarbij gaf het nog
amusement en genot aan de bezoekers of voorbijgangers.
In 1866 werd dit „alleraangenaamst nabij den Scheve-
ningschen weg gelegen buitenverblijf van ouds genaamd
„het Prinse Vinkenhuis” met een nieuw gebouwd heeren-
huis, geschikt voor zomer- en winterverblijf te huur aan
geboden, terwijl notaris Leesberg daaromtrent informatiën
zou verstrekken.
Het kwam toen in bezit van Jhr. Mr. R. L. van den Bosch,
die het huis verhuurde voor particuliere woning.
De kunstschilder Stroebel trok er toen met vrouw en