HAAGSCHE KOFFIEHUIZEN. 217 „blind wilde maken begreep dat er een middel moest „gevonden worden om het voordeel, dat door het uit roeien der konijnen zou verloren gaan, op andere wijze „terug te bekomen. Een der personen, die door de „commissie tot voorbeeld werd gesteld, was een zekere Willem Heijtfeld. Deze burger, woonachtig te Rotterdam, „een voormaals uitgeweken Bataaf en als zoodanig weke- lijks subsidie genietende was afkeerig van langer „ten koste des Vaderlands zijn dagen in ledigheid door „te brengen en gevoelde een edele aandrift om zijn „elders verkregen kundigheden in het bebouwen van „woeste gronden, op onze duinen te beproeven en zich „aldaar met de zijnen een eerlijk bestaan te verzekeren. „Hij slaagde in zijn aanzoek deswegens bij het adminis tratief bestuur van het vorig Hollands gewest en bij „deszelfs decreet van 23 Maart 1798 werd hem vrijheid „gegeven de noodige gronden tot zijn onderhoud te be- „teelen en hem daarenboven een gratificatie van ƒ300. „toegelegd tot het bouwen van een huis en het aan schaffen van gereedschappen.” „De hut voltooid zijnde begaf de nijvere burger, die „reeds in de wandeling den' eigenaardigen naam van den „Bataafschen Boer had verkregen, met zijn zoon zich „aan het bearbeiden van den grond en in Mei waren „meer dan twee morgens door hem met de spade be arbeid en bezaaid met granen en zaden.” Deze historische gegevens, waarvan ik hier een dank baar gebruik maak, werden mij welwillend verstrekt uit de collectie van den heer K F. Lommel. Tegenwoordig is de Bataaf, ordelijk, netjes en correct als zij is, zelfs niet meer de schaduw van wat zij was, toen daar nog ongeveer in 1880 de oude norsche boer zijn scepter zwaaide met zijn dochters waarvan een den teekenenden bijnaam had van „vuile Mie.”

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1907 | | pagina 242