231
DE „DRAPERYE” VAN DEN HAAG.
houding, die van een product als laken zeker heel wat
noodig had. Zoodra dus de buurtschap wat talrijker was
bevolkt, kunnen wij ook verwachten, dat die bevolking
in de voornaamste plaats bestond uit personen, die op
een of andere wijze werkzaam waren voor het hof.
In 1370 gaf ruwaard Aelbrecht het bekende privilegie 2)
waaruit de uitgestrektheid van „onsen dorpe van den
Haghe” blijkt en waardoor de bewoners ervan eenige
gunsten kregen, die de inwoning aantrekkelijk maakten.
Van dien tijd af zullen wij de ontwikkeling eener
draperie kunnen dateeren, en dat met te meer gerustheid,
omdat wij reeds in 1381 melding vinden gemaakt van
het feit, dat voor de huishouding van den graaf in den
Haag laken werd aangeschaft. De baljuw van den Haag
betaalde toen „bi beveelnes van minen heere” 7 3 sc. 8 d.
voor laken aan Claes den Smit” 3)in hetzelfde jaar
werd, zonder persoonsvermelding, „in den Haghe” 40
ellen wit laken gekocht, de elle om 4 stuiver; van zekere
„Catrijn Kielendochter” voorts kocht men groen, van Wil
lem Willemsz. van Delft zwart laken „Pieterkijn die
t) De allereerste vermelding van een lakennering in den
Haag hou at zelfs ten allernauwste verband met het Hof. In
de R. Graf, van 1351 (uitg. Hamaker, pag. 105) vinden wij
onder de Hagenaars, die van den rentmeester een na het ver
trek van het Hof achtergebleven „provanchie” koopen, ook een
„Syman de volre” genoteerd voor den koop van 2 octel meel
voor 6 schellingen. Maar de ééne zwaluw maakte nog geen zomer!
2) d. R. B. v. G. II 295. 1370 Aug. 24.
3) R. Balj. 1381. Deze Claes den Smit zal dezelfde zijn die
in de R. Graf. zie Bijl. I Claes Smit wordt genoemd
maar wiens naam door den schrijver in de Mededeelingen van
de Ver. t. beoef. d. Gesch. v. ’s Gravenhage I p. 251 als Suut
gelezen is.
4) R. Graf. i.38l/o fol. 95 en vlg.; de Mededeelingen alsvoren,
lazen Catell Kielendr., de R Balj. en latere R. Graf noemen
haar echter Catrijn.