234
HET BLOEITIJDPERK.
2.
Meded. enz. I p. 341.
DE DRAPERYE” VAN DEN HAAG.
DE BOURGONDIËRS. De nieuwe bloei was niet
geheel van dezelfde soort als de vroegere. Het bestuur
van den machtigen vorst, beter in staat de veiligheid op
de wegen te verzekeren, wiens uitgestrekter gebied ge
makkelijker verkeer toeliet, wiens bescherming zelfs den
„vrou Jakop” bijna een ondergang werd. Den Haag werd
telkens door krijgsknechten bezet, een tijdlang zelfs onder
militaire dictatuur gesteld en, zooals dat met den bloei
der middeneeuwsche steden telkens gebeurde, in korten
tijd was hij vernietigd, evenals er ook vaak slechts korte
tijd noodig was om een nieuwe bloei te doen geboren
worden. Er was nog te weinig kapitaal om weerstand te
bieden aan een eenigszins aanhoudenden tegenspoed, maar
er was anderzijds ook niet veel kapitaal noodig om werk
tuigen en grondstoffen te verschaffen voor herleving der
industrie. Het is bijna uitsluitend de afzet, die over bloei
of tegenspoed beslist, en voor de haagsche industrie was
dus de aanwezigheid, de meer of mindere talrijkheid en
weelderigheid der grafelijke hofhouding een allergewichtigst
punt. Eerst later vinden wij berichten van verderaf gelegen
debiet van beteekenis en tengevolge daarvan onafhanke
lijkheid van de behoeften van het hof.
De rampspoeden van Jacoba waren dus ook rampspoeden
voor de haagsche neringDe rijkste inwoners vertrokken
naar elders. Maar nauwelijks gaf het bestuur van de
Bourgondiërs weder wat meer rust en gerustheid, of de
grafelijke residentie herademde en de welhaast verdwenen
industrie leefde weder op, en dat met een bloei, dien zij
te voren niet had gekend.