235 DE „DRAPERYE” VAN DEN HAAG. toegang op buitenlandsche markten vergemakkelijkte, was voor den opbloei van de nijverheid in geheel Holland uiterst gunstig.1) Talrijke bepalingen zijn tot haar regeling en bevoordeeling uitgegaan 2) van den vorst, die daarbij niet het minst zichzelf diende, immers de bloei der nering beduidde voor hem de bloei der stedelijke burgerijen, de eenigen die hij met succes kon aanspreken voor de voor hem zoo noodige, en steeds noodiger geldopbrengsten. Reeds naderde de nieuwe, door het geldkapitaal beheerschte tijd, die eerst in de zestiende eeuw weliswaar volledig zou zijn waar te nemen, zoo noordelijk als Holland, maar welks invloed de Bourgondische vorsten toch reeds ge voelden. Door de verkeersverbetering profiteerde de nering nog het meest: een ruimer afzetgebied werd er door ge opend en de bloei der haagsche draperie behoefde niet meer zoo geheel afhankelijk te zijn van de aanwezigheid en gunst van het Hof. Dit was het nieuweInplaats van min of meer een bedrijvigheid te zijn ter wille der plaatselijke behoefte, werd zij er eene voor de groote markt en. voor export. Een dergelijke omstandigheid moest zich ook in andere opzichten doen gevoelen. Op de eischen der concurrentie moest worden gelet. Het was zaak te zorgen, dat de naam der haagsche lakens goed werd en bleef, en dat was slechts mogelijk door nauwkeurig erop te letten, dat de fabrikatie volkomen naar den eisch geschiedde. De plaatselijke in komsten en de plaatselijke bloei hingen ten nauwste samen, en zoo achtte hier als elders de overheid het haar aan gewezen taak krachtig in te grijpen en een goeden gang van zaken met haar autoriteit te bevestigen. In uitvoerige 1) Zie bijv. Blok, Holl. St. o.d. B. O. heersch. p. 331. 2) Zoo verbood hij bijv, den invoer van engelsche lakens; v. Mieris IV, p. 923.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1907 | | pagina 263