240 DE „DRAPERYE” VAN DEN HAAG. inslaggaren tusschen beide door te werpen. Dan leidde hij de draden twee aan twee door den rieten „cam”, zoodat zij regelmatig lagen en bevestigde ze ten slotte op den tweeden bindelboom waarop het laken werd ge wonden. Bij dit spannen van de schering, (de draad die dus in het lang door het laken loopt), moest de wever de verschillende wolsoorten wel onderscheiden. Wee hem als hij „onghelijck werp” in zijn laken „scoor”, bijvoor beeld „kiefwollen onder voirwollen”, en zoodoende de „voirwollen” lakens, ook kortweg „voirlakens” genoemd, de beste die men in den Haag fabriceerde, minderwaardig maakte(5.16) Voor elke qualiteit toch golden bepaalde voorschriften. De beste werden het breedst, elke mindere soort iets smaller. Zoo moest een „voirwollen” 16 vieren deel (ellen) breed zijn „upt touw in den kam”, 13 vieren deel als het gevold, „upten raem” kwam, en ten slotte geheel klaar en gekrompen op zijn minst 10 vierendeel ellen in de breedte en 16 el in de lengte wezen. De minste soort behoefde slechts te meten: 13 vierendeel op het raam en 2 ellen gekrompen. Lengte was voor geen soort dan voor voirlaken vastgesteld (5,2-6). Gewoonlijk werden de buitenste scheringdraden van ander soort wol genomen, „draden van 4 wol ende groft' gesponnen”ook meestal van andere kleur, zoodat men de „lijst” verkreeg die wij nu zelfkant noemen; natuur lijk was dit dan voorgeschreven, bijvoorbeeld voor blauwe lakens: 12 draden lijst, de 4 middelste draden blauw of grauw, en de 8 andere wit (4,7, zie ook 8,9). Op dezelfde wijze nam men ook voor de laatste draden van den inslag andere wol, steviger, met bijv, ertusschen J/3 deel „lijnnenhevelt” (5,4), zoodat men daar kreeg het „haeckgaren” waarin men het „loot hanghen sal” (4,8). De „lantstucken” en gewone „lappen”, grof goed voor aller lei gebruik, die niet eens „geraemd” behoefden te worden,

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1907 | | pagina 269