244
vreemde is
bruikt wordt, dat eerst later, na den invoer der Vlaamsche
industrie, op het eind der i6de eeuw, is ingeburgerd. Ik dacht
eerst aan een schrijffout van den copiist, maar toevallig het
origineel op het R. Archief vindende, werd ik van de juistheid
ontwijfelbaar overtuigd, alsook van de lezing „scieten” in art. r
laatste regel.
2) Aanwezig op het Rijks Archief.
DE DRAPERYE” VAN DEN HAAG.
1) 13 E,q bepaalt, dat, als men toevallig meer laken in het
vet zette dan men ten slotte volde, men dat dan verrekenen
moest met den anderen voller, die hiervan profiteerde Het
dat hier voor lakens het woord „turcken” ge-
genomen om te zien of het vollen gelijkmatig geschiedde,
’s Morgens mocht men niet vroeger beginnen dan om twee
uur zomers en om drie uur ’s winters. (13 A,7). De grootste
voorraad die men tegelijk in één kom mocht vollen was
voor twee dagen werk: 52 ellen; was het meer dan moest
men er drie dagen over doen (i3A,s); „overwerck”, d. i.
meer dan een bepaalde hoeveelheid laken tegelijk vollen,
was dus verboden (13 E,io,; 13 F,5) l).
Opnieuw uitgespoeld de Voldersgracht was er niet
voor nietsmoest dan het laken worden gedroogd.
Daarvoor dienden de ramen. Het laken werd, vlak op
de lange rekken gespannen, aan wind en zonlicht bloot
gesteld op het, buiten de stad gelegen, vrije veld. In den
Haag dienden er de landen voor, gelegen bezuiden de
Vlamingstraat, bewesten de Wagenstraat en beoosten
"'-e (nu) Groote Markt, waar eertijds het St. Elisabeths
susterhuis stond, dat een deel van zijn land voor ramen
in erfhuur had afgestaan (2 3b, A). Door het midden van
„den gemeenen Raem” liep het „gemeen raempadt” waar
aan, volgens de kaarten het, ook in 2,5 vermelde „waick-
huisjen van den raem” stond. Met een „raempoort” kwam
men in de Vlamingstraat, met een andere had men een
uitgang aan het zuideinde van het raamveld. Het geheele
raamveld, volgens een verpondingregister van c. 1460 2)