246
i) „dat in den Hage een schoone neringe was van draperie,
ende dat om die te onderhouden alle jair up ten Goeden Vrijdach
gecoren ende geeedt worden viiff goede mannen tot waerdeyns
om alle fauten ende gebreken, die zij in der draperie van den
lakenen bevindende waren den gerechte aen te brengen om
dairin voirzien te worden”. Memor. v. d. Hove 14 Mairt 1469
R. Archief.
DE DRAPERYE” VAN DEN HAAG.
tot nauwkeuriger voorschriften voor elke kleur kwam,
omdat de grootste afnemers „de oesterlinghen”, toen
„ander couleur hebben (wilden)” (21, 22). De stoffen, die
men voor elke kleur gebruiken moest, „fijne gekeurde”
en „gemeene” „meecrap” voorde rooden; „weedtassche, tzy
hartshoirn ofte beerclau” voor de blauwen; „aluyn ofte
goede fuelge” (foelie) voor de „geblaeude” lakens, die zwart
gemaakt moesten worden; „woude” voor de groenen,
werden opgenoemd, en „bezieners” aangesteld om het
oog op de behandeling te houden (zie 20“22). Ten
slotte moesten de wairdeins dan uitspraak doen als het
laken geverfd en wel op het raam kwam.
Zoo zijn wij weder in den Raem terug, waarvan wij nog
kunnen mededeelen, dat er vier beëedigde „raemmeesters”
(11,2) oppertoezicht hielden en de orde handhaafden, aan
zienlijke mannen: in 1468 bijv, was de „deken” van de
broederschap der drapeniers onder hen (za).
De wairdeins werden elk jaar op den Goeden Vrijdag
gekozen, ten getale van 5, volgens een ordonnantie
van den Graaf van 22 Maart 1440, inhoudende, dat „de
Baljuw in der tijt wesende Scout ende Scepenen op den
eet, die sij mijn genadigen Heere ende den ambochte
off dorpe van den Hage gedaan hebben, vermanen sal
te kiesen: goede, notabele personen van goeden consciëntie,
nut ende oirbairlic, en niet om yemants vervolg, bede,
gunste, gifte, minne of om partije, nog om lief noch om
leet of gheenderhande sake wille dair hem yemant in