248 DE „DRAPERYE” VAN DEN HAAG. en, ging het al in de twintiger jaren een klein beetje beter, de nering bleef „in zeer cleynen ende soberen staete” zoodat het loon der waerdeins te gering werd, en niet opwoog tegen het feit, „dat zij heurluyder neringhe ende werck dagelicxs mosten laten omme de draperie”. In 1560 kregen zij dan ook een verhooging hunner be- looning tot „eenen stuver” voor elk laken, te weten „een halven stuver opte paerts ende een halve stuver in den raem”; voor stukken boven 12 el zelfs 3 grooten. (iia,i,3.) In 1563 werd hun bovendien nog „uyter tresorie van den Hage” „toegevoucht elcx de somme van twee carolus- guldens” sjaars (nb,3). Men moest de waardeins bij hun belangrijk werk, van welks nauwgezetheid de goede naam der haagsche lakens afhing, dan ook volstrekt niet storenterwijl zij bezig waren mocht men ze niet, dan op drie raamsteden na naderen, om te zien of tehooren wat zij deden of bespraken (5,61en hun uitspraak moest worden gehoorzaamd, al stond ertegen beroep open op de Schepenbank en hooger beroep op het Hof van Holland. Hun „oirdeel” gaven zij door het op het laken te schrijven. In onze keuren vinden wij daarvoor verschillende termen: Was -het laken nog niet voldoende gekrompen, dan schreven 'zij: „laet crimpen” en moest de „printer” toezien, dat dit gebeurde, een werkje dat meestal aan de vollers werd opgedragen (11,1; 5,54; 13 C.4). Deugde het vollen niet, dan zetten zij: „de volre” of ,,’t gebreck van den volre” (13 A,t?, 29); was het laken niet goed schoon, dan: „laet reynen”deugde het in het geheel niet dan kreeg het een „snede” of een „steecke” om „onnut” (5,47; 6,4). Het meest kwam het voor, dat het verwen niet be hoorlijk was geschied en dan schreven de waardeins „verw bet”dit konden zij tweemaal doen, kwam het laken de derde maal ter waardeering, dan moesten zij hun eind oordeel geven (5,49). Goed moesten de waardeins toezien

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1907 | | pagina 282