249 DE „DRAPERYE” VAN DEN HAAG. Het scheren was niet beslist noodig, daar men ook on geschoren lakens gebruikte en men kon het ook later laten doen; zoo vermeldt een post R. Graf. 1386/7 fol. 115 een uitgaaf voor: Jacob die sceeriaer van 34 laken te sceren”; en „allerhande laken dat hi voor miin heer van Oestervant gescoren hadde”. Dit is de eenige haagsche droogscheerder wiens naam wij vermeld vinden. aan wien het gebrek, dat zij waarnemen nu wel te wijten was; was de fout bij de verwers, maar meenden zij de vollers aansprakelijk te moeten stellen, dan zou immers de voller ten onrechte zijn loon verbeurd hebben, en omgekeerd, wat tot allerlei onaangenaamheden aanleiding zou geven (bijv. 5,51, 14,3). De looden die reeds aan het laken moesten hangen (5,3s) vóór het op het raem kwam, konden de waardeins echter reeds gedeeltelijk helpen. Zij lieten er nu nog het vol-lood bij doen, ten bewijze van goed vollen. Ook nu was het laken nog niet gereed. Want nog steeds was het ruw en harig. Die haren moesten nog worden verwijderd. Dit, een zeer veel zorgvuldigheid eischend werk, deed de droogscheerder met de groote droogscheerder- schaar, terwijl het laken op een „disch”, gestrekt lag. (zie5,36). Was het laken door den „sceriaer” geschoren dan kwam het weer op het raam om „van sceren” „bezien” te worden en vandaar ging het dan ten slotte naar de paertse, om definitief te worden gemeten of het de vereischte breedte en lengte van gekrompen laken had. Was dat zoo, dan werd op een der looden de maat gestempeld en eerst daarna kwam het eindelijk, voorzien van al de looden, in handen van den drapenier, die het laken had besteld en wiens „nopteyken”, zooals wij zagen, er in was aangebracht. Toch had deze ook tijdens de verschillende stadia van de bewerking reeds eenige verantwoordelijkheid,

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1907 | | pagina 284