252
de opbrengst
Ook in dien zin, dat zij leven moesten van de opbrengst
hunner arbeidskracht alleen: in vermogen staken zij niet ver
boven de gezellen uit.
DE DRAPERYE” VAN DEN HAAG.
die zij innamen in deze productie en de verhouding
waarin zij stonden tot het product. Wij vonden een per
soon die de wol kocht, haar liet reinigen, van haar draden
liet vervaardigen en die aan den wever bracht om daaruit
een laken te weven, dat, geverfd, gevold en geschoren, ten
slotte weder in zijne handen kwam en door hem werd
verkocht. Dit was de drapenier, een handelaar dus die
tevens industrieel was. Van de drapeniers, van hun wel
vaart, hun mogelijkheid om een goeden afzet te vinden,
hing de geheele nering af, van hen was het ook af
hankelijk of zij, die tot die nering in betrekking stonden,
goede arbeidsvoorwaarden hebben zouden of niet. Of het
nu de meester-wevers, -vollers of -verwers betrof of de
gezellen, die door dezen in dienst werden genomen, zij
waren evenzeer afhankelijk van den werkgever, den dra
penier. De meesters waren op hun beurt even goed
loonarbeiders. En dit feit karakteriseert den geheelen
toestand. De drapeniers waren de rijke, over geld be
schikkende personen, van wie een groot aantal gezinnen
leefde vollers alleen waren er volgens de Informacie
omstreeks 1500 wel 500, en in den goeden tijd, omstreeks
1470, misschien wel anderhalf maal zooveel, omdat
in hun handen eerst het product een waar werd en om
gezet kon worden in geld, en van hen dus eerst de be
taling te verkrijgen was van aller anderen arbeid. Zij
waren „buyrlieden”, die „op hemselven woonden” en
„vuer ende licht op hemselven houden” moesten [5,59];
zij namen onder de ingezetenen een voorname plaats
in, behoorden tot den „rijcdom”, waren lid van de schepen
bank, later burgemeesters, hadden dus deel aan het gezag,