258
ook voor de geschiedenis van het bedrijf belangrijke
vollers-conflicten even stilstaan, blijkt er misschien nog
meer dat op dezen toestand licht doet vallen.
Wij zagen reeds, dat de aard van den arbeid de vollers
tezamenbracht. Dan moeten wij voorts ook op de personen
zelf letten. De wevers waren arbeiders, die een vak moesten
verstaan, die een eigen getouw en dus eenig bezit moes
ten hebben (4,7), of, als zij gezellen ware, dit moesten
zien te verkrijgen. De vollers niet. Op één meester
kwamen minstens twee knechts (een „gespan”) en daar
een meester hoogstens vier „commen” mocht hebben en
niet mocht werken met „overgespannen” (13 A,5) was
het mogelijk dat er in een meesterie acht knechts
waren. De meeste gezellen wisten dus van te voren, dat
zij nooit meester zouden kunnen worden, ook al hadden
zij aan het voorschrift voldaan van drie jaren te hebben
„gevollet” (12,5). Het waren dan ook voor het meeren-
deel „vreemde, eenloopende gesellen”, vaak zuid-Neder-
landers, nog oploopenden van aard, echte proletariërs,
wier arbeid slechts kracht vereischte; ruwe kerels, die
niets te verliezen hadden. 1)
DE „DRAPERYe” VAN DEN HAAG.
1) Enkele posten uit de baljuwsrekeningen om deze qualifi-
caties te staven:
Rek. 1475/6: „Ontvanc van: Dammas Jacobsz voire van Leyen
gequetst Mathees Meeussoen volre, gedadinct om XX st.; Jacob
Janszoen van Rotterdamme volre heeft gequetst Copenisse,
gedadinct om XII st; Claes Ghijszoen volre uyt Maeslant heeft
geslaghen corte Dirckx wyf mit vuysten, gedadinct om XIIII
st.; Corte Dirck de volre heeft geslaghen mit vuysten quade
Thoon, gedadinct om XIIII st.Aef Geryts heeft geslagen haer
boel, Pieter Janszoen volre, mit vuysten, gedadinct om XII st.
Leenaert Hendricksz heeft geslagen Jan Dircxzoen volre mit
een kairde, XII st.; Corte Dirck die volre heeft mit een kairde
geslagen Meeus Claeszoen volre.... XII st.; Rek. 1476/7:
„Van eerten genoemt Jacob Ruyter, dewelke up St. Luciendach
anno LXXV1, binnen den tyde deser rekening van lijf ter doot