259
DE „DRAPERYE” VAN DEN HAAG.
gebrocht heeft eenen genoemt in der wanderinge de scout van
Crouwelsteege. ende wairen beyde volders in den Hage, alsoe
Jacop Ruyter een vreemt, eenloopend gesel was en geen goet
en hadde hier nihil; Van Aem Pieterszoen voire omdat hij
quetste corte Dirck mit een messeXIIII st. enz. enz.
Reeds spoedig, zeiden wij, was er sprake van een bot
sing tusschen de vollers en de drapeniers. Het was in
1452. De vollers pasten dadelijk het typisch proletarische
strijdmiddel, de werkstaking, toe en „deden”, zooals men
dat toen noemde, een „uytganck”: in massa verlieten zij
het „dorp van der Haghe”. Meer weten wij van dezen
strijd niet. Dat hij geheel zonder succes was, kunnen wij
niet denken, daar den 20 April 1452 op verzoek van de
vollers en „bij consent van den ghemeenen drapenieres”
door den magistraat een uitvoerige nieuwe keur voor de
vollerij werd vastgesteld (13 A) die voor de vollers enkele
gunstige bepalingen inhoudt, (13 A,ó, u, 12, 18, 20, 31) maar
daartegenover staan andere (13 Ai, 2, 3, 4 vooral) die zonder
twijfel toegegeven zijn aan de drapeniers, zooals deze,
dat „wie in den Hage een uytganck dede dat waer
up een boete van vijftich ponden”, terwijl tegelijkertijd
een contract was gemaakt tusschen de „buyren” van den
Haag en de vollers, waarbij de laatsten zich verbonden
geen uitgang te doen, op verbeurte van lijf en goed.
Waarschijnlijk hebben wij hier dus te doen met een onbe-
slisten strijd, en niet vele jaren later, in 1460, ontbrandde
hij dan ook opnieuw. Wij kennen de geschiedenis van
dezen tweeden strijd wat nader uit een door den landsheer,
Philips van Bourgondië, gegeven oorkonde (1460 Maart 12,
bijl. 16). Het gezag stond hier aan de zijde der drapeniers,
zooals reeds uit de gebruikte woorden te zien is. Zoo
sprak men over den vroegeren uitgang als over „een
uytganck sonder redene”, en bij het verhaal der jongste
troebelen maakte men het nog erger: Niettegenstaande de