26i
DE „DRAPERYE” VAN DEN HAAG.
ongegort, elck een bloet zwaert off lange messe in die
handt hebbende, ende alsoe comen voir onsen Stede
houder ende Raide, seggende up hair knyen, dat zij
kennen, dat zij mits den voirscreven uytgang hair lijft'
ende goet verbuert hebben ende met den zwairde ge
recht te wesen, ende biddende duer die minne Goids,
dat men hem dese reyse gracie ende genade doen wil,
ende dat zij dat nimmermeer meer doen en zullen, up
die verbuernisse van haeren lijve ende goede; dit ge-
daen wesende, zoo zullen die zelve volres blootshoofts
comen, naar noen te twee uyren, int Huys van der Hage
voir den Scout ende Scepenen aldaer, hunluyden bid
dende, dat zij hun om Godswil vergeven willen van des
zij tegens hun ende den buyren van der Haghe misdaen
mogen hebben, zeggende dat zij dat niet meer doen en
zullen. Ende hiermede zullen die voirscr. volres van der
voirscr. misdaet up deese tijt vrij ende quyt wesen”.
Inderdaad, dat is geen overwinning, en het is een
povere vergoeding dat de „buyren van der Hage” op
zich genomen hebben de boete van honderd pond Hol
lands, die de vollers in hetzelfde jaar hadden opgeloopen,
te betalen, iets dat dien „buyren” trouwens niet duur
kwam te staan, want ze werd hun weer voor het grootste
deel geschonken (zie bijl. 17).
De schraal toegemeten verbeteringen konden echter,
ook bij de voortdurende toeneming van den bloei van
het bedrijf, niet voldoen. Te minder toen in 1476 de
magistraat een wijziging in de keur bracht, die niet in
allen deele den vollers ten goede kwam (13 D., zie
4,6,7; gunstiger waren 1,3,5,12). Zij verzetten zich x) en
Reeds in 1476 en ’77 was het onrustig onder de vollers.
De baljuwsrekening van dat jaar zegt bijv, bij de verantwoor
ding der geinde boeten: „Ontvang van boeten, zooveel als de
Balliu heeft connen gekrygen mits der rebellicheyt van den