2Ó2
DE „DRAPERYE” VAN DEN HAAG.
dorp van
hulp van
de vollers weder „in te crighen”, maar niet dan nadat
de drapeniers aan de vollers een som van 1150 rijns-
gulden hadden betaald „tot horen kosten, die zij mits
denselven uytganck gedaan hadden”, terwijl de drape
niers en de verwers ook nog 150 gulden betalen moesten,
die de meestervollers van hun knechten eischten voor de
door hen geleden schade. Hier was de overwinning
volkomen, en de keurwijziging van den 14 October kwam
dan ook in bijna elk opzicht den toestand der vollers ver
beteren (13 E.). De werkgevers betaalden de kosten der
werkstaking en gaven groote concessies, onder andere
deze, dat het „ambocht der volrie” voortaan „alleenlick
staen soude onder Schout ende Gerechte” (13 E,3), zoodat
hetgeen, als wij zagen, vroeger voorkwam, dat de drape-
volcke, ende dat men geen recht en heeft dorren vorderen”.
Een der boeten is o. a. geëischt van „Jan Janszoen voire, van
Leyden, omdat hij een panser droeg en dairmede ghinc over
straten”. R. Balj. 1476/77. R. Archief.
1) Reg. Sentent v. d. Hove. 1478 Nov. 16. R. Archief.
was men
het liep ten slotte weder op een „uytgang” uit in Sep
tember' 1478, van „omtrent hondert persoenen, knechten
ende werricluyden van den ambochte van de volrie”,
„overmits dat zij onderlingen tusschen malcanderen be
vonden int stuck van hueren arbeyt, dat die drappeniers
van der Haghe henluyden niet en betaelden voer hoeren
arbeyt van den wollen lakenen te vollen, sulck loen als
men hair dair off schuldich wair, nairvolgenden den con
tract ende voirwaerden, die zij hier voirtyden mit mal
canderen dairop gemaict hadden” (zie bijl. 18). Ditmaal
gelukkiger. De magistraat vreesde voor het
verloopen der nering, „daer dat meestendeel van dat
den Hage bij staende (was)”, (2a) en met be-
„ghoeden, eersame, wijse mannen” gelukte het