283
DE „DRAPERYE” VAN DEN HAAG.
N°. 2.
„die graft voirs. altijt te houden in hare grote ende witte.
„Oyck sijnt voirwaerde(n) dat wi dat gras sellen af etten
„mit onsen beesten ter tijt toe dat men die ramen daer oprecht,
„ende om kennisse dar waerheyt, dat die coep en voirwaerde
„al gesciet sijn vast ende gestadicht en begoetspenninct als
voirscr. staetdaerbi waren als medegeselle in der cope ende
tuge IJsbrant Tielmansz. en Dire Evaertsz. swagher; so sijn
dese cedule twie die een uten anderen gesneden doer enz.
In dorso: „van die graft aen die oestside van ’t convent ende
„zuytside van den Raem.”
1454 Maart 6.
3C Dirrick Evertszoen en IJsbrant Thielmanszoen verklaren
schuldig te zijn: Alijdt Willems dochter, ministersse van
Sinct Elisabetten Susterhuys in den Hage of den houder
van desen brief:
drie pondt hollands sjairs eeuwelick staende geldt te be
talen St. Bavendach, versekert op een stuk landgelegen
aan de zuidzijde van den Hage daar zij twaalf Ramen op
gezet hebben, welck land zij gehuurd hebben van Alijdt
Willemsd1' voorschr. in erfhuyr tegen de voorschr. rente,
en heeft belegen: aan de noordzijde de gemeen Ramen,
op ’t oosteynde Gerrit Boijen, an de zuidzijde een graft ende
vaert en op dat westeinde die zusteren ende gemeen con
vent voirscr.
Op voorwaarde dat de zusteren en het convent zullen hebben
een eeuwige vrije doorvaart door de gracht en vaart met
al haar goeden.
1454 Mei 24.
3'' Joncvrouwe Johanna van Sombeeck. weduwe Pieter Moons
Willemsz. met Willem Moons haar zoon en gecoren voogd,
verkoopt Burgemeesteren v. d. Hage, tot behoef vant ge
meen corpus en tot vordernisse van de neeringe der draperie
alle alsulcke twee erfhuyren
a: 4 ponden 10 schellingen 6 December 1450.
b: 3 ponden 24 Mei 1454.
1561 Januari 18.
4“ Dirrick van Alckemade en Jacob Vermij, burgemeesteren van
den Hage, hebben uit naam vant gemeen corpus van den
Hage genaast: