2Ó
DE JURISDICTIE-GESCHILLEN.
Over het algemeen waren het Hof en de Magistraat
het al wat de kermis betrof goed eensslechts enkele
malen kregen zij daarover ongenoegen. Alle jaren kondigde
de Magistraat af, dat, in overleg met en na goedkeuring van
het Hof, de kermis op denzelfden voet zoude worden
gehouden als het vorige jaar, zoodat geene spullen werden
verboden, maar wel loterijkramen, rijfelaars en draaiborden,
en kramen met vreemd schoenwerk bepaaldelijk uit de
Langstraat.
Eensluidend bepaalden de beide colleges in 1647: „Aen-
„gesien de ongelegentheijt van de groote rouwe te Hooft'
„(de rouw na den dood van Frederik Hendrik) zoo worden
„mede alle Borgers ende Buijten-Leuiden gheadverteert,
„dat niemandt op de aenstaende kermisse met zijn kramen
„ofte koopmanschappen op het Buijtenhof alhier zal mogen
„voor te staen, maer sullen die gehouden zijn te stellen
„aan wederzijden van de Princegragt, ter plaetse, die
„ijeder zal aangewesen worden.” Toen nu eenige koop
lieden zich toch hadden verstout om hunne kramen op
het Buitenhof op te slaan, werd hun bij eene nieuwe keur
van 12 Mei gelast, om terstond van daar naar de Prinse-
gracht te verhuizen, op straffe: „dat de Burgers verklaert
„sullen werden ongehoorsaem, meijneedigh ende van hare
„Burger- ende Poorterschap metter daedt als onwaerdigh
„ontslagen;” de buitenlieden zouden verbeuren 100 carolus
guldens, die paratelijk op hunne goederen zouden worden
geëxecuteerd.
In 1761 stond er op de kermis op de Groote Markt
een wassenbeeldenspel, waarin onder andere voorstellin
gen werd vertoond een afbeelding van het lijk van Paus
Benedictus XIV, liggende op een praalbed, met het op
schrift Vicarius Fuji Dei. De aandacht van den Baljuw
en zijn onderschouten schijnt niet op dat opschrift te zijn
gevallen, of wel zij hebben er geen kwaad in gezien,