DE JURISDICTIE-GESCHILLEN.
29
i) Mr. Pieter Steijn was sedert 1749 raadpensionaris van
Holland.
en Daniël ’s Heerenberg, tevens agent van den Markgraaf
van Brandenburg-Anspach. Allen wendden zich met ver
zoekschriften tot het Hof, om bescherming te erlangen en
als suppoosten te worden erkend en als zoodanig ontheven
te zijn van schutterdienst. Het Hof gaf aan elk hunner
de verzekering, dat het hen onder zijne bescherming nam
en verbood hun, te gehoorzamen aan eenige oproeping
door den Magistraat gedaan of nog te doen.
Toen deze beschikkingen van het Hof ter kennis kwamen
van den Magistraat wendde hij zich bij missive van 27
Juni 1754 tot de Prinses-Douairière van Oranje om haar
invloed in te roepen, ten einde het Hof tot toegeven in
deze zaak te bewegen. De vraag, waarom nu juist de
Prinses in het geschil werd gemoeid, en de gewone
weg, een klacht aan de Staten van Holland in dezen niet
werd gevolgd, kan ik niet beantwoordenhet zal zoo
aanstonds blijken, dat het Hof in dit opzicht dezelfde
richting volgde als de Magistraat.
Alvorens dezen stap te doen, toen alleen Van den Berg
zich nog maar bij request tot het Hof had gewend, waren
Burgemeesters en Schepenen eens met den'raadpensionaris
over het geschil gaan spreken, vermoedelijk om zoo zij voor
hunne opvatting bij hem steun vonden, des te stelliger tegen
over het Hof te kunnen optreden. Maar Steijn l) liet hen
even zoo wijs, als zij waren. Hij deelde hun mede, dat het
gevoelen der Gecommitteerde Raden was, dat van den Berg
in alle zaken, die niet tot de militaire behoorden, onder
worpen was aan zijn gewonen rechter, maar dat zij ver
trouwden dat Burgemeesters en Schepenen hem op den-
zelfden voet als de overige solliciteurs zouden behandelen.
De Prinses deelde op 6 September de missive, die zij