DE JURISDICTIE-GESCHILLEN.
31
en dat men daarenboven niet moest gelijkstellen de agenten
van koningen en vorsten, die het recht hadden om ambas
sadeurs te benoemen, met die van Duitsche graven, die dat
recht misten.
Met het oog op het groote verschil, dat er bestond tus-
schen ’s Heerenberg, die schutter was, en de beide andere
solliciteurs drongen de gecommitteerden van den Magi
straat er sterk op aandat het Hof dezen naar den Magi
straat zou verwijzen, terwijl zij verkaarden, dat zij uit
achting voor het Hof alle inschikkelijkheid zouden gebruiken
om het geschil in der minne te schikken, en hunne gedachten
er over zouden laten gaan, op welke wijze dit het best zou
kunnen geschieden.
Een paar dagen later kwamen de heeren wederom bijeen,
en nu verklaarden de gecommitteerden van het Hof: i°. dat
het Hof wel had gewenscht, dat de Magistraat eenige voor
stellen voor een schikking had gedaan20. dat het Hof
inzag, dat het poinct differentiaal niet zonder groote moeite
zou kunnen worden beslist; 30. dat het Hof volhield,
dat de solliciteurs-militair en de agenten als zoodanig
onder de jurisdictie van het Hof stonden; 40. dat het Hof
evenwel bereid was, onverminderd de beslissing over het
beginsel van het geschil en onder eene algemeene acte
van non-prejudicie, om ’s Heerenberg aan de jurisdictie
van Schout, Burgemeesters en Schepenen over te laten,
mits deze de beide anderen wederkeerig aan het Hof over
lieten en verder niet meer moeilijkheden opwierpen. Bij
het doen dier verschillende voorstellen, deed het Hof
vooral uitkomen, dat het deze deed, omdat H. K. H. zoo
zeer verlangde, dat het geschil in der minne door eene
conferentie zou worden bijgelegd.
De Haagsche commissarissen antwoorddendat zij op
die voorstellen geen afdoend antwoord konden geven, daar
zij alleen waren gemachtigd, om de voorstellen van het