HULPBETOON VAN 'S GRAVENHAGE NA HET SPRINGEN VAN HET KRUITSCHIP TE LEIDEN IN 1807. Het was in den avond tusschen vier en half vijf van den iaën Januari 1807 half vijf uur toen de ingezetenen der Residentie opgeschrikt werden door een schok alsof er een aardbeving plaats vond, terwijl zich ten N. O. van de stad een vuurgloed vertoonde, welke een ontzettenden brand deed vermoeden. Lang zou het niet duren dat men in het onzekere der oorzaak bleef verkeeren, daar spoedig genoeg de mare zich verspreidde dat een kruitschip te Leiden in de lucht was gevlogen. Dit schip dat van Ouderkerk, bij Amsterdam kwam, was bestemd om 140 vaten, waarin 37000 pond buskruit lag geborgen, naar Delft te vervoeren. Toen het op dien nootlottigen dag te Leiden verscheen zooals wij ontleenen aan een particulier schrijven uit die dagen beging de commies, die order had een conducteur op het schip ter surveillance te plaatsen, de nalatigheid zulks te verzuimeneene andere lezing echter luidt, dat de schipper een andere lading dan in het schip geborgen lag, had voorgewend. Als aanlegplaats had de schipper het Rapenburg tusschen de Langebrug en de Nieuwesteeg gekozen, doch in plaats van nog dienzelfden dag door te varen, bleef hij den ganschen dag in het Rapenburg

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1907 | | pagina 387