353
HULPBETOON VAN ’s GRAVENHAGE.
van Z. M. en troepen van andere korpsen order bekwamen
zich op marsch naar Leiden te begeven.
Waar de Koning zich iïi de Residentie bevond, toen het
onheil plaats vond, daaromtrent loopt de lezing zeer uiteen.
In het werk van J. Roemer getiteld: „Leyden in hare
ramp” staat vermeld dat de Koning zich op dat oogenblik
juist met een onderzoek onledig hield, welken weg moest
worden ingeslagen om het achteruit gaande Leiden tot zijn
vorige welvaart terug te kunnen brengen. Dit mag zeker
zeer toevallig heeten.
Mr. D. Veegens intusschen spreektin zijne „Herinneringen
uit het begin der 19de eeuw” van de tocht der Koninklijke
Garde uit ’s Gravenhage naar Leiden, waarbij sommige
Officieren, die tot een feest op het Huis in het Bosch
genoodigd waren, hunne gala-kleedij, de korte broek met
zijden kousen, droegen. Het komt mij daarom waarschijnlijk
voor dat de koning zich toen op het Huis in het Bosch
bevond, doch de „Documens Historiques” alsmede de
Koninklijke Courant geven hieromtrent geen voorlichting.
De Koning verscheen ’s avonds te half negen uur te
Leiden en begaf zich naar het Rapenburg in tegenwoordig
heid van den stedelijken Raad, den Inspecteur van den
Waterstaat Twent, Zr. Ms. adjudant den toenmaligen Kolonel
der Genie Kraijenhoff, den commandant der Leidsche
Burgermacht Overste Cunaeus en nog eenige officieren.
Bij de rookende puinhopen komende moedigde de hulp
vaardige vorst de werklieden aan, die bezig Waren de slacht
offers daaronder uit te halen en beurde de ongelukkigen
op die hun have en goed hadden verloren. Na het terrein in
alle richtingen te hebben doorkruist hield Z. M. vervolgens
een langdurige conferentie met den Heer Twent en zijn
ministers Roëll en Mollerus, die zich eveneens uit de
residentie derwaarts hadden begeven. Eerst den volgenden
morgen te zes uur keerde de Koning naar den Haag terug
23