DE KLOOSTERKERK TE *S GRAVENHAGE.
360
Het jaar der stichting van kerk en klooster geeft deze
echter niet op, evenmin als Jacob van der Does in zijn
,,’s Gravenhage met de voornaemste plaetsen en vermaeke-
lijckheden” anno 1668.
Pieter Bor Christiaensz. daarentegen geeft als stich
tingsjaar op het jaar 1351 J) „noch is aen de Noord-zijde
„van het Voorhout bij Vrouw Margriete van Cleve Gravinne
„van Holland gebout in den jare 1351 een Monicken Clooster
„van de ordre der Jacobijnen, van welke Kerke” enz.
Weer een ander schrijver van naam, Van Heussen, 2)
deelt ons mede
„De kerk van het Dominikaanen of Preekheeren-klooster
„is in haar geheel gebleeveh. Margareta, hertog Aalberts
„tweede huijsvrouwde dochter van Adolf van Kleef, heeft
„deze kerk met het klooster gesticht ’t jaar 1333. Dit
„blijkt uit den volgenden brief, die uit Batavia Desolata
„getrokken is.” Hij laat hier dan een brief volgen van
den abt van St. Maria’s klooster te Middelburg, Willem
van der Does, dagteekenend van den 3en April 1403;
doch deze staat met bovenstaande in geenerlei verband
en brengt ons dus niet verder.
Zooals men dus ziet, stelt Van Heussen het stichtings
jaar der Kloosterkerk op 1377.
Gijsbert de Cretser 3) citeert woordelijk hetgeen hij bij
Jacob van der Does over de Kloosterkerk heeft gevonden;
dit luidt als volgt: „De tweede is de zoogenaamde Klooster-
„kerk die dezelve naem heeft gehouden van een Klooster,
„aan ’t welke zij voor een Kerk verstrekte, welke Kerk bij
Vrouwe Margareta van Kleef, tweede gemalinne van Her-
„togh Albert van Beijeren, nejfens het Klooster voor de
„De Nederlandsche Historiën” 1679, boek 9, pag. 675.
2) „Oudheden en Gestichten van Delft en Delfland midsgader
van ’s Gravenhage” 1720, deel I, pag. 374.
3) „Beschrijvinge van 's Gravenhage” 1729. pag. 28.