365
1) Mr Jacob de Riemer haalt in zijne „Beschrijving van
’s Gravenliage” de bewijsstukken van al deze schenkingen aan.
jaargetijde
van haren
seer gemiriden
onsen Heere God
onser
DE KLOOSTERKERK TE ’s GRAVENHAGE.
„des hoochgeborne Vorsten ons liefs ende
„Heeren der Landen voorscreven, die
„van sijne genaden ontfermen moet, en onser zielen te
„staden”onder beding, dat de broeders, die in het
klooster waren of na hen mochten komen, ten eeuwigen
dage op gezette tijden gebeden zouden doen en kerk
diensten zouden verrichten voor de rust van hare ziel.
Korten tijd daarna begiftigde hertog Willem VI, zoon
en opvolger van hertog Albrecht van Beijeren, het klooster
met 60 ponden rente ’s jaars, aflosbaar tegen den penning
XV; dit geschiedde bij brieven van 30 Juni 1406 en
strekte eveneens ter voorziening in het levensonderhoud
der kloosterlingen.
Vrouwe Anna Stalinne, Vrouwe van Kortgene, weduwe
van wijlen Nicolaas van Borsselen, schonk in het jaar 1409
aan het klooster een gouden kelk, een misboek, een orna
ment en meer andere kostbare kleinodiën ten gebruike
voor den dienst in de kerk; daartegenover verlangde zij
van het klooster, dat ten eeuwigen dage een
zoude worden gehouden voor de zielerust
echtgenoot, van hare vrienden en van haarzelf.
In 1420 ontving het klooster van heer Lodewijk, bastaard
van hertog Willem VI, een zeker hoofdgeld, afkomstig
van het veer te Vlissingen.
Behalve het reeds vermelde waren de Predikheeren
te ’s Gravenhage sedert den dood van hertog Jan van
Beijeren nog in het bezit van eene jaarlijksche rente ten
bedrage van 25 gouden Rijnsche guldens in het land van
Voorne, als vergoeding voor bepaalde diensten, die zij
dagelijks in hunne kerk moesten verrichten te zijner ge
dachtenis.