DE KLOOSTERKERK TE ’s GRAVENHAGE. 368 van het Bisdom Reeds kort na hunne oprichting, in 1420, werden zij zooals wij boven reeds hebben medegedeeld door brand verwoest, doch werden toen door den invloed, dien de groote prior Jan Neck zoowel bij adel als burgerij bezat, weldra weder opgebouwd. Later werd het overige gedeelte gesloopt en ten huidigen dage is slechts overgebleven een muur, voorzien van Spitsboogvormig-getoogde blindvensters en van een rijk versierde deuropening, die thans nog getuigenis aflegt van de schoone en rijke architectuur van het voormalige klooster en daardoor tevens het bewijs levert van het schromelijk wandalisme, in vorige jaren gepleegd. Van den inwendigen toestand van het schip, dat in den loop der tijden veel wijzigingen heeft ondergaan, kan alleen worden medegedeeld hoe dit hoogstwaarschijnlijk is geweest. Zooals wij reeds gezien hebben, waren in de noordzijde van het schip geene lichtvensters aanwezig; daarentegen had deze zijde wel eenige toegangen, die de verbinding vormden tusschen kerk en klooster. Aan de zuidzijde echter waren 6 lange, slanke, spits- boogvormig-afgedekte, driedeelige vensters aanwezig, die, voorzien van rijke traceeringen, ten tijde van den bloei van het klooster ongetwijfeld met gebrandschilderde glas ramen zijn bezet geweestdaar het schip 6 travée's lang was, bezat dus elke travée haar eigen venster. De oostzijde, verbonden aan het koor, bestond uit een hoogen en goed geprofileerden spitsboogvormig-getoogden triomfboog, dragende den gevelmuur, die als afscheiding tusschen schip, en koor boven de daken uit te voor schijn kwam. De westzijde, d. i. de zijde aan de Parkstraat grenzende, 1) Zie „Bijdragen voor de geschiedenis Haarlem” 13= deel, anno 1886, pag. 355.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1907 | | pagina 406