DE KLOOSTERKERK TE ’s GRAVENHAGE.
369
bezat waarschijnlijk een toegang en een venster, doch
van kleinere afmeting dan het tegenwoordige.
In tegenstelling met het koor heeft het schip onder
het houten gewelf moerbinten gehad, die door muurstijlen
en korbeels werden ondersteund; dit is echter niet af te
leiden uit de tegenwoordig aanwezige moerbinten, daar
deze in de i8e eeuw de oude moerbinten hebben ver
vangen en in den laatsten tijd door het aanbrengen van
lijsten en versieringen geheel zijn gemoderniseerd.
Bestaan er wegens de talrijke wijzigingen en ver
nieuwingen, die het schip heeft ondergaan, slechts weinig
gegevens, waaruit de oorspronkelijke toestand is af
te leiden, in het koor daarentegen is de oude toestand
bestendigd en staan ons alle gegevens nog ten dienste,
hetgeen wij te danken hebben aan de omstandigheid, dat
hier niets is gerestaureerd, gewijzigd of vernieuwd, om
dat dit gedeelte na de hervorming niet meer voor den
eeredienst gebruikt werd.
Wij zien hier, dat het koor, dat thans als bergruimte
wordt gebezigd, evenals alle vakken der koorafsluiting,
aan de noordzijde één en aan de zuidzijde drie licht-
vensters heeft gehad, zoodat negen vensters, waarvan de
meeste aan de oost- en zuidzijde, het koor hebben ver
licht; deze driedeelige vensters waren alle spitsboog
vormig afgedekt en van traceeringen voorzien. De drie
vensters aan de zuidzijde, dus in elke travée één, waren
breeder dan de andere, doch kregen dezelfde indeeling
thans zijn de meeste daarvan dichtgemetseld.
We kunnen hier duidelijk zien, dat de buitenmuren
nooit door moerbinten zijn verbonden geweest.
Langs de wanden, op de aslijnen tusschen de travée’s,
zijn muurstijlen aanwezig, die rusten op kraagsteentjes,
waaruit de geprofileerde schinkels ontstaan, die in de
kapspanten zijn uitgesneden en dus bij de kapconstructie
24