384 DE KLOOSTERKERK TE ’S GRAVENHAGE. werd 14 Sep- „ende het „Lande, 1 „gegeven.' Zie onder de bijlagen in dato 23 Augustus en tember 1570. begonnen zij weer orde op hunne zaken te stellen; het geen onherstelbaar bedorven of vernield was, werd ver wijderd, de puinen werden opgeruimd, het ontbrekende werd zooveel mogelijk weder aangeschaft en hetgeen nog voor herstelling vatbaar was, werd zoo spoedig mogelijk weer gerestaureerd, zoodat de kerk weldra weer in bruik- baren toestand verkeerde. Vier jaar later, in 1570, vroegen de Predikheeren bij request aan de Staten om een glasraam aan de westzijde der kerk, waarop deze dit verzoek bij besluit van 14 September in handen stelden van den ontvanger, „ten eijnde hij „visiteren sonde de plaetse daer het selve Glas staen soude, voorsz. Glas laten maeken tot koste van den met inscriptie dat de Staten het selve hebben l) Dit glas is in de kerk niet meer te vinden, hetgeen trouwens niet te verwonderen is, wanneer men bekend is met de verdere lotgevallen der Kloosterkerk. Het gebrandschilderd glas, in 1570 door de Staten aan de kerk geschonken, is niet het eenige geschilderde raam geweest, dat de kerk heeft bezeten; zeer waarschijnlijk zelfs is het nieuwe glas geplaatst ter vervanging van een der ramen, dat bij den beeldenstorm in 1566 vernield. Spoedig echter moesten de paters de stad ontvluchten, om te ontkomen aan de handen der Geuzen, die in 1572 de stad in hunne macht kregenslechts pater Petrus Loen, wien dit wegens zwakte en hoogen leeftijd onmogelijk was, werd in het gasthuis van het H. Sacrament verpleegd. Toen de stad in 1574 weer door de Spanjaarden was be machtigd, keerden de religieuzen naar hun klooster terug,

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1907 | | pagina 426