DE KLOOSTERKERK TE ’s GRAVENHAGE. 386 onderzijden ooit in het bezit is geweest van den Magistraat van den Haag, daar het gezag en bewind daarover voortdurend aan het College van Gecommiteerde Raden is gebleven. Hij komt dan tot de conclusie, dat de overgave nimmer heeft plaats gehad. In de bijlagen, hierachter opgenomen, vinden wij in dato 7 Augustus 1652 vermeld, dat de heeren Gecom miteerde Raden in gemeld jaar in de Kloosterkerk nog voorschriften konden geven, doch dat deze in de Groote Kerk van den Magistraat uitgingen. Alvorens van de Predikheeren, voor wie de Kloosterkerk oorspronkelijk was gebouwd, afscheid te nemen, laten wij hier nog de beschrijving volgen van hun zegel, hetwelk bevestigd is aan eene akte van 25 September 1544, doch dat het klooster, waarschijnlijk reeds veel vroeger, zal bezeten hebben. Het zegel is eivormig, doch de boven- en onderzijden loopen puntig toe; het randschrift, in Gothische letters luidt: „Sigillum Covëtus Hagensis Fratrum Predicarum”. De voorstelling geeft te zien de opstanding van Christus uit het graf en wel op het oogenblik, dat eene der heilige vrouwen het graf is genaderd en dit ledig vindt. Een stralenkrans omgeeft haar hoofd, zij schijnt de specerijen, waarmede zij zich grafwaarts begeeft, in de hand te dragen; een engel, met den rechterarm den grafsteen nog vast houdend, vertoont haar met de linkerhand den zweetdoek van Christus. Een der wachters bij het graf ligt nog op den grond te slapen; zijn hoofd rust op de linkerhand, terwijl de rechterhand een speer omkneld houdt. Hiermede kunnen wij van de Predikheeren afstappen en de verdere lotgevallen van de Kloosterkerk gaan be spreken. Reeds in 1576, dus kort na de annexatie, hebben de Staten het klooster met de daarbij behoorende boom-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1907 | | pagina 428