388
Holland
DE KLOOSTERKERK TE ’s GRAVENHAGE.
Predikheerenklooster in het begin van 1583 toch voor het
grootste gedeelte afgebroken en de afkomende materialen
door de Staten verkocht; doch bij besluit van den 27en
April d. a. v. werd het verdere afbreken verboden, zoodat
nog een klein gedeelte van het klooster gespaard bleef. '1
In 1685 kon dit worden gebruikt om eenige Fransche
Hervormde vrouwen te huisvesten, die na de herroeping
van het Edict van Nantes, om de geloofsvervolging te
ontgaan, haar vaderland waren ontvlucht.
Ook dit gedeelte is naderhand gesloopt en thans is van
het oorspronkelijke klooster nog slechts over één muur,
voorzien van blindvensters en eene deuropening, hetgeen
wij in het begin van deze studie reeds hebben medegedeeld.
Wij zagen, dat het St. Nicolaasgasthuis niet lang in
het bezit is geweest van de kloostergebouwendoch ook
de kerk zou niet veel langer het eigendom blijven van
het. H. Geest-hofje en het Leprozenhuis, want toen de
Staten van Holland en West-Friesland het noodig oor
deelden om bij de ruitercompagnie van den heer Van
Barchon nog de halve compagnie te voegen van den heer
Van Villers, verklaarden de burgemeesters van den Haag,
dat het niet mogelijk was de paarden van de compagnie
van den heer Van Villers van stallingen te voorzien,
daar deze reeds door de ruiters van den heer Van
Barchon en andere waren bezet. Daarop hebben de Ge
committeerden van de Staten, om meerdere lasten en
schaden ten plattelande te voorkomen, genoemde burge
meesters op 18 Maart 1588 gemachtigd „in de vervallen
Kercke van het Klooster van de Praedicaren alhier, tot koste
„van den gemeenen Lande te mogen doen maecken soo veele
„Lettieren ende Krebbens, als noodigh sullen zijn, omme de
„Paerden van de voornoemde Compagnie te installeren”-)
Zie De Riemer deel I. pag. 395, en noot V.
-1 Zie onder de bijlagen in dato 18 Maart 1588.