389
Tot een paardenstal werd dus de kerk verlaagd, de fraaie
kerk, die 22 jaren vroeger nog prijkte met tal van kunst
producten, waaraan de grootste kunstenaars hunne beste
krachten hadden besteed. Op den gewijden grond, waar
zoovele edele en voorname personen hunne laatste rust
plaats hadden gevonden, stonden thans paarden te trappelen;
daar werden de zerken bezoedeld en weergalmden de ge
welven van het gehinnik der beesten en het gevloek der
manschappen.
Weldra echter kreeg onze Kloosterkerk weder eene
gansch andere bestemming, zooals uit verschillende reso
luties blijkt; want op den 2ien Juni 1589 oordeelden
de Staten het noodig „in de Kercke van ‘t Klooster
„alhier in den Hage seecker Geschut te doen gieten"
zullende „d‘'onkosten van dien bij ’t gemene Landt ghe-
„dragen worden”.
Zeven dagen daarna besluiten de Gecommitteerde Raden
van de Staten van Holland om den opzichter Huijbert van
Eijnde, die met het toezicht op de werkzaamheden is belast,
eene woning naast de kerk te verschaffenzij meenen
daarvoor geene meer geschikte gelegenheid te hebben dan
door aankoop van het huis van de weduwe van wijlen
den Rekenmeester Duijck, welke woning juist leeg staat.
Dit geschiedt dan ook op 10 December 1590 en wel voor
de som van 1800 ponden van 40 gr. ’t pondt, te betalen
in eens 600 ponden en 200 ponden ’s jaars, volgens „het
Accordt in "t Roode Register gheregistreert”
Op dienzelfden datum, dus 28 Juni 1589, namen de
Staten het besluit om het dak van het koor en ter zijde
van de kerk der Predikheeren te repareeren, dicht te
maken en af te schieten, een en ander, ten einde met
het plaatsen der werktuigen en materialen, voor het gieten
van geschut benoodigd, te kunnen aanvangen. Het angelus
torentje bleef tot 1594 gespaard; toen werd het grooten-
DE KLOOSTERKERK TE ’s GRAVENHAGE.