39°
1) Zie onder de bijlagen in dato 9 Juli 1594 en 9 Augustus 1607.
2) Zie onder de bijlagen in dato21, 28 en 30 Juni 1589.
17 Juli d.a.v. en 21 September 1590.
Pieter Bor „De Nederlandsche Historiën” 1679 9e boek --
Pag- 675.
DE KLOOSTERKERK TE ’s GRAVENHAGE.
deels gesloopt en in 1607 hersteld. Twee dagen na
den z8en Juni is men reeds bezig met het graven der
putten, waarin het geschut moet worden gegoten, als
mede met het metselwerk zoowel voor de putten als voor
den oven en de smidse. Steen, tras, kalk en ijzer worden
aangekocht, terwijl aan Adriaen Joppen, schepen te Dor
drecht, wordt opgedragen om Claes Jorisz., timmerman,
behulpzaam te zijn bij het koopen van de balken, die
gebruikt moeten worden om het koor der Kloosterkerk
in eene geschutgieterij te veranderen.
Op 17 Juli van het jaar daaropvolgende wordt een
zekere Claes Jansz. Heemraedtsbode van Delflandt, „in aen-
sieninge sijnder getrouwigheijt geëmploijeert” om toezicht te
houden op de arbeiders, in het klooster van de Predikheeren
werkzaam, waarvoor hij 12 stuijvers daeghs” ontvangt.
Den 2ien September d.a.v. wordt Hans Ypelaer als
opzichter over de gieterij aangesteld en krijgt zijne
woning in of tegen de kerk; wij lezen daaromtrent in
eene resolutie „ende ordonneren bij desen, dat den selven
Ypelaer uit sijn Woonplaets binnen in de Kercke van
„’t Clooster alhier uyt ende ingangh sal mogen hebben”-')
Zoo zien wij dus, dat het koor van dien tijd af gebruikt
wordt als geschutgieterij „daer men het grof geschut giet,
„daer grote menigte van metalen stucken geschuts, so voor de
„vereenigde Nederlanden, als voor die van Holland en Zeeland,
„en andere Provinciën in ’t particulier gegoten zijn”
Het overige gedeelte der kerk werd gebruikt voor
berging van materialen, gegoten kanonnen, affuiten en
andere oorlogswerktuigen, terwijl men aan den kant