DE KLOOSTERKERK TE ’s GRAVENHAGE.
398
1 aan kapitaal;
de noordzijde
i°. uit de ontvangsten, voortvloeiende uit het begraven
en het ophangen van wapenborden;
20. uit het overboeken van graven en het overbrengen
van zitplaatsen op andere personen;
30. uit de jaarlijksche pacht dier zitplaatsen;
40. uit de rente van enkele duizend gulden
50. uit de huur van een huisje, staande aan 1
van den westhoek der kerk.
De pacht der zitplaatsen werd geïnd door den koster
en twee stoelenzetsters, die het opgehaalde geld jaarlijks
aan den rentmeester moesten verantwoorden.
De huur van het bewuste huisje, eerst ƒ102.10 doch
later 110.is vrij geregeld betaald; alleen in de jaren
1789 en 1790 werd niets ontvangen wegens onvermogen
van den huurder.
jaarzij werden volgens rang en stand op verschillende
plaatsen bijgezet. Zoo was de prijs voor een graf in de
middenkapel 12.in de oostkapel f 20. - en in de
westkapel ƒ24.eene plaats in den domineeskelder was
het duurst en kostte ƒ32.een graf in de kerk zelf was
verschillend in prijs naargelang van de ligging, terwijl
voor het begraven in den kelder onder het koor een be
drag van ƒ18.berekend werd. Bedoeld koor is echter
eerst in 1665 voor het begraven in gebruik genomen,
nadat de geschutgieterij in dat jaar naar elders was over
gebracht.
Voor het begraven van kinderen werd een billijker
prijs berekend en wel naargelang van hun leeftijd; voor
personen, op eenigerlei wijze aan de kerk verbonden, ja
zelfs voor hunne huisvrouwen, werden geen kerkerechten
in rekening gebracht, terwijl de lijken van de lagere be
ambten niet eens in de laagste klassen werden ingedeeld.
De inkomsten der kerk bestonden