399
DE KLOOSTERKERK TE ’s GRAVENHAGE.
Voor het ophangen van wapenborden, ook wel rouw-
wapens genaamd, werden verschillende prijzen berekend
naargelang van de grootte en de uitvoering daarvan; zoo
was de prijs van eene enkele ruit 6.van een dito
met eenige ornamenten het dubbele, van eene ruit met
kwartieren ƒ18.enz. enz. tot een bedrag van 125.
Voor grootere rouwkasten was men verplicht zich
rechtstreeks te wenden tot den rentmeester, die daarover
heeren kerkmeesters moest raadplegen; zoo werd in 1779
een rouwwapen opgehangen, waarvoor men 197.en
in het daaropvolgende jaar een, waarvoor men 150.
moest betalen.
Deze tariefregeling dagteekent uit het jaar 1770.
Wij zien dus, dat naast het begraven in de kerk
eene voorname bron van inkomsten voor de Kloosterkerk
is geweest het ophangen van wapenborden, welk gebruik
zoo algemeen werd, dat een groot gedeelte van muren
en kolommen daarmede bedekt was.
Onder de uitgaven keeren telkens posten terug voor
hetzelfde soort van werk, dus aan dezelfde categorie van
crediteuren; het zijn vooral de leidekker, de metselaar,
de timmerman, de smid, de glazenmaker en de schilder;
daarbij komt dan nog de behanger, in de rekeningen
genaamd Mr. tapissier, de steenhouwer en meermalen ook
de blikslager. Voor den broodbakker en wijnkooper wordt
jaarlijks eene vaste som uitgetrokken voor levering van
brood en wijn ten dienste van het H. Nachtmaal; ook
voor den schrijnwerker, die belast is met het opstellen
en weer opbergen der tafel voor het H. Nachtmaal, als
mede voor de juffrouw, die zich bezig houdt met het
herstellen van het daarbij gebruikte linnen, komen geregeld
posten in de jaarrekeningen voor.
Verder nog vinden wij posten voor het aanschaffen
van turf en hout, voor betalingen aan den koster, voor