JACOB DE RIEMER.
451
verder op zijn testateurs overlijden in ’t zelve zal gevonden
worden, uitgenomen alleenlyk de vijftig specie Ducaaten, of
zoo veel meer of min, als daar inne gevonden zullen worden.
Ende nog aan dezelve Salomon de Riemer, de somme van
vier specie Ducaaten, eens.
Wijders aan Maria de Riemer, meede de somma van vier
specie Ducaaten, eens.
En laatstelyk aan Pieter de Riemer, meede om zonderlinge
reedenen, hem testateur daar toe moveerende, zijn testateurs
wapenring in goud gevat, als ook de somma van vier specie
Ducaaten, eens.
Nog legateert hij testateur aan Sara en Arnoldus Menting,
dogter en zoon van zijn Testateurs vrouws hier voorgenoemde
voordogter, ieder de somma van vier specie Ducaaten, eens,
dewelke na zijn testateurs overlijden, aan de moeder van de
gemelde kinderen, door de natem’elden Executeur, zullen moeten
werden overhandigt, om voor dezelve te werden bewaart.
Alle welke hier vooren gelegateerde specie Ducaaten, door
de gemelde Executeur zullen moeten voldaan werden met
zoodanige Ducaaten, voor zoo verre strekken kan, als zij zig
in het Oostjndisch kabinetje, hier vooren gemelt, bevinden.
Item legateert hij heer testateur aan Monsr. Johannes van
Beekom, meester broodbakker alhier, voor zijne getrouwe
diensten en goed gezelschap, een exemplaar van zijn testateurs
meergemelde beschrijvinge van ’s Gravenhage, drie deelen, in
Fransche banden, klein papier, en nog bovendien aan dezelve
een gouden Rijder, eens.
En aanbelangende zijn testateurs dienstboden, en wel in
zonderheid ten opsichte van Huybertje Claasdr. Herlaar. wil
en begeerd hij testateur, dat alle ’t geene dienaangaande bij
hem reeds op een afzonderlijk papier is geschreeven, of nog
zal geschreeven worden, en met zijn dagelyks cachet bezeegelt
zal zijn, door zijne natemelde erfgenaamen en executeur stipt
zal werden naargekomen en agtervolgt, even als of ’t zelve
hier inne woordelyk stond geïnsereerd.
Voorts komende ter dispositie, verklaarde hij testateur, in
den eigendom van alle zijne verdere natelatene goederen, zoo
roerende als onroerende (uitgezondert een capitaal van twee
duizend guldens in de natemelden losrentebrief van vijff-
duizend guldens, ten laste van ’t gemeene Lands Comptoir te
Rotterdam, als waar over bij forme van praelegaat, in voegen
als hier na zal volgen, speciaal gedisponeert is) tot zijne