JACOB DE RIEMER. 453 bij hem testateur, aan dezelve zijne zoon ter leen verstrekt, en waarvoor door dezelve, ten behoeve van hem testateur eene onderhandsche obligatie, ter gelijker somme gepasseert is, als meede nog zodanige somme van een hondert guldens, als door hem testateur ten behoeve van de gemelde zijne zoon, is gedebourseert, ten tijde dezelve als notaris is gecreëert en geadmitteert geworden. Ten anderen, dat mede specialyk tot voldoening, of in mindering van de erfportie van de kinderen van wijlen zijn testateurs zoon Mr. Pieter de Riemer, zal moeten werden gebragt, het navolgende, als: Eerstelyk alle zodanige betaalingen, effecten en gelden, als de testateur, voor wijlen denzelven zijnen zoon, heeft gedaan, overgegeven en verstrekt, volgens aanteekening daarvan bij hem testateur gehouden, bedragende bij remissie van meerder somme, volgens acte van dato 20 February 1750, de somma van vijftien honderd guldens. Ten tweeden, zodanige somma van penningen, als hij testateur in diversche jaaren ter voldoening van de interessen van een capitaal van agt honderd guldens, bij hem testateur van wijlen zijne zuster Jannetta de Riemer genegotieert, volgens obligatie in dato 21 Octob. 1741, heeft betaald en welke agt honderd guldens, ten behoeve van zijn testateurs gemelde zoon Mr. Pieter de Riemer, tot betaaling van 't amptgeld als secretaris van Wassenaar, zijn geëmployeert, volgens obligatie in dato als boven, door dezelve Mr. Pieter de Riemer en zijne huis vrouw, ten behoeve van hem testateur gepasseert, doch den inhoud van welke eerstgenoemde obligatie, door wijlen de bovengenoemde Juffrouw Jannetta de Riemer, aan dezelve Mr. Pieter de Riemer is gelegateert geworden. Ten derden een somma van vijff en twintig honderd guldens capitaal, spruitende uit een obligatie van gelijke somme ten laste van den solliciteur Van Hoeke, gedagteekent 21 maart 1732, bij hem testateur, expresselyk ten behoeve van zijn meer gemelde zoon opgeregt en afgelost, en vervolgens geëm ployeert tot zeekere eindens voor zijn Ed. uitwijzens deszelfs erkentenisse, bij quitantie van dato 17 December 1750, en zulks met de interessen van dien op de bovengemelde memorie gebragt. Ten vierden zodanige somma van twee duizend guldens, met de interessen die op zijn testateurs overlijden, daarop ten agteren zullen zijn, als welke zijn testateurs meergemelde zoon Jacob de Riemer, in contanten gelde aan de voormelde

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1907 | | pagina 500