454 JACOB DE RIEMER. Mr. Pieter de Riemer, ter leen heeft verstrekt volgens obligatie, voor den notaris Lambertus van Alphen en getuigen alhier, den 25 May 1758, door dezelve Mr. Pieter de Riemer en zijne huisvrouw, ten behoeve van hunnen voornoemde broeder ge- passeert. En ten vijfden of laatstelyk, nog zodanige somme van penningen, als zal komen te blijken, dat bij hem testateur tot het doen der begraaffenis van wijlen meergemelden Mr. Pieter de Riemer, het koopen van rouwgoed voor deszelfs weduwe en kinderen, als anderzints, is gedebourseert, en 't gunt in ’t vervolg nog door zijn testateur tot sustentie van het huishouden van de voormelde weduwe en kinderen, zal werden voorgeschooten en betaald. Alle welke voors. gelden, penningen en betaalingen, van de erfportie der voormelde kinderen van wijlen Mr. Pieter de Riemer, zullen moeten werden afgetrokken, eer en alvorens dezelve kinderen iets verders tot supplement van hunne erf portie, zullen mogen of kunnen vorderen of genieten. Stellende en committeerende hij testateur, tot executeur van deezen zijnen testamente, en tot voogd over zijne minder- jaarige, uitlandige, en andere toezigt behoevende erfgenaamen, die hij zal komen naar te laaten, zijn testateurs meergemelde zoon, Jacob de Riemer, clerq ter Stadhouderlyke Secretarye, gevende aan denzelven zodanige ample last, magt en authori- teyt, als aan een executeur en voogd na regten eenigzins toekomt, en gegeeven kan worden, met magt van assumtie en surrogatie, ook specialyk meede de magt om alle de hier vooren gemelde praelegaten en legaten, aan minderjaarige gemaakt en besprooken, aan dezelve te mogen uitkeeren en overhandigen, zelfs geduurende derzelver minderjaarigheid wan neer zijn Ed. zulks dienstig en oorbaar zal dunken. Mitsgaders om de interessen van zodanige effecten als aan de kinderen van wijlen de meergemelde Mr. Pieter de Riemer, na aftrek van ’t gunt hier vooren is gemelt, zullen werden aanbedeelt, geduurende derzelzer minderjaarigheid onder sich te mogen behouden, en tot capitaal aan te leggen, dan wel. om dezelve interessen geduurende derzelver minderjarigheid, tot hunner kleeding en educatie te mogen employeeren en besteeden, als werdende alle hetzelve, aan zijn Eds directie en goedvinden, volkomentlyk overgelaaten en toevertrouwt, zonder van iemand, wie het ook zoude moge zijn, tot het een of ander, contrarie aan zijn Ed.s intentie, te kunnen of mogen werden geconstringeert.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1907 | | pagina 501