DE JURISDICTIE-GESCHILLEN.
44
consequentie tegen over de andere partij zouden mogen
worden getrokken. In 1754 kwamen de beide colleges
overeen, om zonder prejudice (men was erg bezorgd, dat
men iets van zijn rechten zou prijsgeven) elkander over
en weer authentieke copie te leveren van alle gedane
lijkschouwingen.
Omstreeks dien tijd werd door elk der colleges een con-
ceptacte opgemaakt, houdende eene regeling van dit zelfde
onderwerp. Die van het Hof luidde aldusin dubieuse
gevallen zal de schouwing geschieden door den Hove, zoo
de lichamen op den grond van den Haag ’t eerst zullen
zijn gevonden door een of meer bedienden der justitie
van het Hof; en door den Haag, zoo de lijken worden
gevonden door bedienden van de justitie van den Haag
en met het oog op de onzekerheid, of de schuldige in
eerste instantie behoort onder de jurisdictie van het Hof
of van den Magistraat, zal degene, die de lijkschouwing
gedaan heeft, ten spoedigste een authentiek afschrift van
het proces-verbaal der schouwing aan den ander toezenden
alles echter met dien verstande dat de rechtsmacht over
Edelen, Suppoosten en andere geprivilegieerde personen
zal blijven aan den Hove, en die over burgers van
’s Gravenhage en personen burgerlijke nering doende
aan Schepenen, een en ander overeenkomstig de Provi-
sioneele Ordre van 1614.
Het ontwerp van den Magistraat was van dezen inhoud
Alle lijken, gevonden op het Binnen- en Buitenhof, Plaats,
Kneuterdijk, Voorhout, Vijverberg en Plein worden opge
nomen door den drossaard en geschouwd in tegenwoor
digheid van Commissarissen van den Hove. Is zoodanig
lijk dat van iemand, die notorie tot de jurisdictie van den Hove
behoort, en is de dader onbekend, zoo wordt de verdere
instructie door het Hof gevoerd: is het lijk daarentegen
dat van iemand, die notorie onder den Haag ressorteert,