r DE JURISDICTIE-GESCHILLEN. 50 alles zouden dan de commissarissen met de beide colleges onderhandelen, om aldus in der minne een einde aan de geschillen te maken. De Magistraat beijverde zich, om binnen den gestelden termijn van één maand de punten van verschil op te geven, en zijne meening omtrent elk daarvan uiteen te zetten. Het Hof daarentegen, benoemde op 1 April twee com missarissen, die naar den eerstbenoemden commissaris der Staten, den pensionaris Gillis zouden gaan om hem mede te deelen de bedenkingen, die het Hof waren voor gekomen, zoowel omtrent het opgeven der geschilpunten als omtrent het aanwijzen der middelen, om de geschillen op minnelijke wijze uit den weg te ruimende Raden- Commissarissen kregen daarbij de opdracht om daarbij „te employeren sodanige redenen en motieven als haer „Ed. het meeste convenibel sullen oordeelen.” Nadat de Raden-Commissarissen met mr. Gillis eene bijeenkomst hadden gehad, deden zij daarvan verslag, waarna het Hof hun opdroeg, om eene memorie op te stellen en die aan Gillis ter hand te stellen. Die memorie, die den 29 April werd vastgesteld, luidde aldus: „Debe- denkelijkheden en consideration van ’t Hofi' op de resolutie „van Haer E. G. M. van 4 Maart 1763 zijn van tweeërlei „aert: De eerste concerneert de van het Hoff gerequireerde „memorie van differentiaele poincten met den Haeg: de „tweede betreffen het accord, ten dien opzigte met den „Haeg te maken. Omtrent de eerstgemelde remarcqueert „het Hoff, dat hetzelve met den Haeg geen differenten „heeft als de zoodanigen, welke den Haeg van tijd tot tijd „aen ’t Hoff in particuliere gevallen moveert; en die het „zelve troubleert in dat regt van Jurisdictie en Magistrature „als aen ’t Hoff ingevolge zijne originele constitutie, instruc tie en possessie van oudts of altoos heeft gecompeteerd. „Dat dienvolgende het Hoff met den Haegmaer één generael

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1907 | | pagina 56