DE JURISDICTIE-GESC1-IILLEN.
51
„différent heeft, ’t welke zich bepaald in deze vraeg: of
„namentlijk het Hoff niet behoort te worden gemainctineert
„en geconserveerd bij die auctoriteit, praëeminentien en
„regten zoo van Jurisdictie als van Magistrature als aen
„het Hoff toekomen, aen zijne constitutie eigen en daer
„van inseparabel zijn en door hetselve van ouds geëxerceerd
„en gepossideerd zijn geworden, begerende het Hoff van
„den Haeg niet anders, dan dat daerinne geene infractien
„of turbes geschieden; en vertrouwende van de wijsheid
„en aequiteit van Haer Edele Groot Mogende, dat het
„Hoff daer bij zal worden gehandhaafd en dat opgeheven
„zullen werden de inhibitien en surcheances, nu en dan
„in sommige gevallen zoo schriftelijk als mondeling daer-
„tegens verleend.
„Dat derhalven het Hoff geene particuliere gespecificeerde
„memorie of notitie van difterentiale poincten met den
„Haeg kan formeren en nog zo veel te minder, om deeze
„twee nadere redenen: vooreerst dewijl die van den Haeg
„in dit tijdgewricht hunne sustenuen verder pousseren dan
„ooit en telkens aen het Hoff nieuwe quaestien maken,
„waeraen hunne voorzaten nooit gedacht hebben, en tot
„verscheiden extravagances overslaende, thans beginnen
„te sustineren, dat de tweeërlei Magistrature, die in den
„Haag zoo incontestabel plaets heeft, en dat de fundus fis-
„calis, die aldaer is leggende, zouden zijn chimères en voor
,,’t overige zooveele andere ongerijmde disputen formeren,
„dat het Hoff naeulijcx zoude weten waer te beginnen en
„waer te eindigen, tenzij hetzelve bijna zijn geheele instructie
„zoo wel als zijne geinvetereerde gebruiken en possessien
„onder die differentiale poincten rangeerde, en genoegzaam
„zijne existentie zelve als controvers aenmerkte; En ten
„anderen, omdat de privilegiën, praeëminentien, auctoriteit
„en Jurisdictie, die het Hoff oeffent, voortvloeit uit en berust
„op de leges fundamentales, constitutie en regeringsforme