63
DE JURISDICTIE-GESCHILLEN.
Uit het laatste artikel der resolutie blijkt, dat de Staten
alle bestaande geschillen tusschen het Hof en het Gerecht
van den Haag als geëindigd beschouwden, maar tevens,
dat zij de mogelijkheid voorzagen, dat nieuwe moeielijk-
heden in het vervolg tusschen de beide strijdlustige rechts
colleges zouden ontstaan. En dat niet ten onrechte. Want
al was menig punt, waar vroeger over getwist was, nu
beslist en dat meestal in het voordeel van den Haag,
toch bleef er nog menige vraag open, die stof tot nieuwe
verwikkelingen geven kon. Dit moet echter worden er
na de
dat zij nog
nu
den Hove, als meede aan Schout,
Scheepenen van ’s Gravenhage, om
na preciselijk te reguleeren.”
kenddat de geschillen veel minder talrijk waren
resolutie dan zij te voren geweest waren, en
minder zouden zijn voorgekomen, zoo het Hof niet
en dan behoefte had gevoeld om pogingen te doen, om
zijne rechtsmacht weer wat uit te breiden en zoo den
Haag niet ten opzichte der notarissen van de woorden
der resolutie een gebruik maakte, dat zeker niet in de
bedoeling daarvan lag. Ook is het opmerkelijk, dat, naar
mate de politieke hartstochten heviger in beroering kwamen,
de lust voor jurisdictie-geschillen afnam; zij kwamen
minder voor of werden meerendeels in der minne afgedaan.
Ik zal nu de voornaamste geschillen afzonderlijk be
handelen, die na de resolutie van 1765 nog voorkwamen.
„tusschen het Hof en den Hage openstaande en door een
„van beide gebragt ter kennisse van haer Edel Groot Mog.
„blijvende alle verdere questien van Jurisdictie, die tus-
„schen deselve hier na souden mogen rijsen, gelijk meede
„het verstand van deese gereserveert ter kennisse van
„haer Edele Groot Mog.
„En sal Extract deezes gesonden worden aan de Prae-
„sident en Raaden van
„Burgemeesteren en
„haar respective daar