66 DE JURISDICTIE-GESCHILLEN. b. Jurisdictie-geschillen in strafzaken. In den nacht van 5 op 6 Juli 1767, werd zekere Dirk Stam, zich ook noemende Van Lijs, door een der dienaars van den Procureur-Generaal op heeter daad op het plegen van een misdrijf aangehouden. Het Hof ge lastte het verhoor van den gevangene, en droeg den Proc.-Gen. op, om de zaak te onderzoeken. De Magistraat echter verlangde, dat Stam aan hem zou worden overgeleverd de man liep met kranten en groenten te koop, en behoorde volstrekt niet tot de jurisdictie van het Hof. Op een gehouden conferentie antwoordden de Commissarissen van het Hof: dat de beklaagde op heeter daad was betrapt, en het Hof hem dus op grond van art. 5 der Resolutie van 1765 niet behoefte af te staan aan den Magistraat, tenzij deze hem reclameerde en hij notoir tot de jurisdictie van den Haag behoorde. Over die niets beteekenende zaak werden nog verschil lende conferenties gehouden, waarop het Hof nog nader bewijs aanbracht, dat Stam werkelijk op heeter daad was betrapt, en waarop het Gerecht den man ten slotte aan het Hof overliet. De afloop der strafzaak tegen Stam _wil ik hier nog mededeelen. Op 27 October stelde de Procureur-Generaal hoofde werd beweerd, dat zij tot zijn jurisdictie behoorden en dit zonder prejudice van alle andere wederzijdsche beweringen. Partijen waren nu al heel dicht bij elkander gekomen het Hof maakte dan ook geen bezwaar, om zijne goed keuring te hechten aan het voorstel van den Haag, en de Griffier kreeg opdracht, om dit ter kennisse van de Schepenen te brengen. Hiermede was dit geschilpunt beëindigd.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1907 | | pagina 72