68 DE JURISDICTIE-GESCHILLEN. steld geworden, zoodat men haar op een wagen had thuis gebracht: daar aangekomen was zij door een paar buurvrouwen, bijgestaan door een diender van den Pro- cureur-Generaal, die daar ook in de nabijheid woonde, op haar kamer gebracht en te bed geholpen. De diender, schijnt toen dadelijk naar het Binnenhof te zijn geloopen, om op zijne wijze rapport te doen van hetgeen er gebeurd was, want toen was Willem Budding (zoon van den Drossaard) met drie dienders van den Procureur-Generaal op de bedoelde kamer gekomende vrouw gaf toen nog teekenen van leven, maar stierf kort daarop. Tegen 5 uur ’s avonds kwam de knecht van den chi rurgijn Schoonderhagen en kort daarop ook dokter Wes- terhof in de woning van vrouw Rusloo aan: zij constateerden den dood en vertrokken wéér terstond, waarop de dienders het lijk naar de Voorpoort brachten, alwaar het ten over staan van twee Raden Commissarissen werd geschouwd. De Heeren van den Haag vertrouwden, dat het Hof het gedrag zijner bedienden zoude afkeuren, daar er geen enkele reden was geweest voor het houden van eene lijkschouwing, te minder daar de vrouw was over leden in hare eigene woning, en het Hof geene jurisdictie over haar had. De Gecommitteerden van het Hof beloofden over alles rapport te zullen uitbrengen, en zoo het mocht blijken, dat ’sHofs dienaren verkeerd hadden gehandeld, zoo zouden zij gecorrigeerd worden, zooals het Hof zoude vermeenen te behooren. De Gecommitteerden van den Haag, schijnen geen grooten dunk te hebben gehad van het ernstige der beloofde bestraffing, want zij drongen er met klem op aan, dat de correctie in hunne tegenwoordigheid zoude worden toegediendzij voerden als grond daarvoor aan dat hier niet kon worden gedacht aan eene vergissing, maar dat hier opzettelijk was begaan een misslag, die

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1907 | | pagina 74