78
HET GLANSTIJDPERK VAN HET KONINKLIJK PALEIS.
ingang is later door de Gemeente gemaakt toen het Willems
park aan haar was overgegaan. Eindelijk gaf nog een
ijzeren hek bij de houten brug tegenover het hek van
den paleistuin op den Hooge Wal, toegang tot het
Willemspark, meestal particulier voor Willem II. Zooeven
noemde ik den Bazar van den Heer D. Boer. De eigenaar
van dien, bekenden Bazar, die door Willem II zeer
vooruitgeholpen werd, had aan den Koning een goeden
afnemer, die steeds royaal betaalde, zoowel voor nieuwe
als antieke luxe voorwerpen. De heer Boer had in zijn
dienst een uiterst bekwaam werkman, laat ik maar gerust
zeggen een artist, de heer Kaemmerer, die zijn atelier
in de Hekkelaan had en die de kunst verstond niet alleen,
om antiquiteiten te repareeren, maar ook om die gedeeltelijk
of geheel te vernieuwen, zóó dat er zelfs experts dikwerf
meê invlogen. Hij was mede een specialiteit in het opmaken
van antiek chineesch lakwerk, zóó dat die opmakerij totaal on
zichtbaar was. Kaemmerer werkte zelfs voor het buitenland.
Het Willemspark was omringd door slooten met bruggen
voor de toegangshekken en afgesloten door muren met
hekken er op en met klimplanten begroeid.
Het Haagsche Veer is alleen van gedaante veranderd,
doordien in de plaats van de oude, vele grootere en
nieuwere huizen verrezen zijn en de Koninklijke particuliere
hoefsmederij die er op stond is weggebroken.
Op dat Haagsche Veer reden toen ter tijde, de snorders
naar Scheveningen af. Stoom- en Electrische trammen
behoorden tot de dingen, waarvan niemand in zijn filosofie
toen nog kon droomen. Die Scheveningsche reizen gingen
toen zóó van stapel. Op het Veer met het front naar het
Noordeinde, stonden allerlei soort van rijtuigen, die nu
juist niet veel van particuliere equipages weg hadden.
Landauers, brikken, tentwagens, victoria’s, Jan-pleiziers,
kortom, van alles, bespannen met geen volbloed raspaarden.