HET GLANSTIJDPERK VAN HET KONINKLIJK PALEIS.
79
De rossenbedwingers zaten op den bok, of wel ze stonden
met de zweep in de hand in het Noordeinde vóór het Veer
en noodigden de voorbijgangers soms zeer dringend,
door de vrouwen bij haar japonnen of de mannen bij
hun jaskragen te pakken, uit, in hun voertuigen plaats
te nemen. De tarieven werden tusschen werkgever en
werknemer bediscussieerd en varieerden met veel fluctu
atie, al naar het weder, den tijd van den dag, het gehalte
der klanten, hun draagvermogen, waarop die snorders
veelal een goeden blik hadden enz. Soms gebeurde ’t,
dat een voertuig door een gezelschap genomen werd en
dus spoedig gevuld was. Met de grootere gelukte dat anders
moeielijker; men moest n.l. wachten totdat de bak geheel
vol was, bij Jan-pleizieren daaronder begrepen de „katte-
bak” achteraan en de plaats naast den wagenmenner, welke
laatste gelegenheden veelal benut werden door het jeugdig
geslacht dat op die manier voor 10, soms zelfs voor
5 cents naar Scheveningen geëxpedieerd werd. Dat wachten
gaf niet zelden aanleiding tot hevige protesten van ongedul
dige passagiers. Wanneer dat den „snorders” begon te
vervelen, gingen ze er in de „Vergulde buis” bij de
Scheveningsche brug, een „taaie” op pakken, want wachten
tot de bak vol was, gold voor regel. Op reis naar Scheve
ningen werd nog een andere gelegenheid tot kakelen en
haspelen geboden. Bij de Scheveningsche tol moest n.l.
per rijtuig betaald worden, naar het aantal paarden er
voor gespannen en dat bedrag werd gevonden door een
overslag onder de passagiers. Meestal was het gevolg
dat koetsier, tolbaas en passagiers onderling op hun poot
begonnen te spelen dat het een lust was, wanneer de
deelingsom niet geheel op ging en van den een iets meer
gevraagd werd dan van den ander; dat ging n.l. op het
oog naar ’t gewichtDe tolbaas sloeg daar een slag naar.
Van het Veer loopen we nu het Noordeinde in. Het