86
HET GLANSTIJDPERK VAN HET KONINKLIJK PALEIS.
schilderijen uit de gothische zaal daarin overtebrengen en
het plafond er van werd dan ook in metselsteen uitge
voerd. Bij het wegnemen der ondersteuningen echter,
bleek die constructie zóó slecht dat de muren uitweken
en men instorting van het heele werk vreesde. De steenen
gewelven werden toen in allerijl weer afgebroken en ver
vangen door een lichtere constuctie van binnen met pleister
ornamenten versierd. Het brandvrije van de toen zooge
naamde brandzaal of achtkantezaal, bleek maar fictie te
zijn. Evenals tegen de gothische zaal in het Noordeinde,
bevonden zich tegen den achtergevel van het oude paleis
groote oranjerieën met keur van kolossale palmen, aloës
en vele soorten uitheemsche planten, meestal betrokken
uit de beroemde kweekerijen van den heer de Saegher
te Gent en waarop de tuinman Charles, uit die stad
afkomstig, het toezicht uitoefende.
De toegang tot de gothische zaal werd in den grooten
tuin en in het Noordeinde gevormd door hooge steenen
trappen. Vlak voor de Oranjerie achter het oude gebouw
bevond zich een groot grasperk, dat omrasterd was en
waarin kangerous rondsprongen. Gedurende de bouwerij
in het Park had nog een aardig incident met een dier
dieren, een zeer sterk reuzen exemplaar, plaats. Het beest
was ontsnapt en een algemeene jacht door het park waar
aan ook de werklieden deel namen, was van die ont
snapping het gevolg. Eindelijk krijgt een der werklieden
de kangerou bij zijn langen dikken staart te pakken en
dacht hij gewonnen spel te hebben. Maar jawel, het dier
ging voort geweldige sprongen te nemen en de werkman
moest meespringen of hij wilde of niet, totdat het spelletje
hem te machtig werd en de kangerou hem van zich
afschopte. Algemeene vroolijkheid ook van den Koning
die uitbundig lachte; „n’est pas acrobate qui veut!” Het
dier werd met veel moeite eindelijk weer in zijn perk