88 HET GLANSTIJDPERK VAN HET KONINKLIJK PALEIS. de verwildering eenzaamheid en heeft uitgezien. Wij gaan nu in de richting van den Hooge Wal. Links van ons, liep de tuin door tot de eerste kleine galerij in het Noord-Einde en langs huis en tuin vroeger door Prins Hendrik bewoond, later geheel en al verlaten, terwijl de daarbij behoorende tuin door een hek met den paleistuin gemeenschap hebbende, aan werd prijs gegeven. Een echt beeld van verlatenheid. Op verschillende plaatsen in den tuin waren lanen van oranjeboomen, reusachtige fuchsia’s, hier en daar palmen, aloës enz. neergezet. Rechts bevonden zich groote boom gaarden en door een muur van het park gescheiden groote moestuinen die aan het Nachtegaalspad grensden. Achter het tweede grasperk lag de vijver, door hoog geboomte omringd; daarin zwommen zwarte zwanen en andere prachtige watervogels rond. Aan de overzijde van den vijver een beschaduwd heuveltje, waarin de prins van Oranje toen hij het paleis later bewoonde, een konijnen berg liet aanleggen, welke liefhebberij echter niet lang duurde. Voorbij dien vijver, links, een uitgestrekte kersen boomgaard en rechts de menagerie bestaande uit velerlei soorten struisvogels, papegaaien, kraanvogels, casuarissen, kroonduiven en zoo meer. Daarover ging een „pluimgraaf’ de heer Gieseke, met een paar knechts. Die voortuin was door een muur met een hek er in, van het achtergedeelte gescheiden. Tegen dien muur warme kassen voor sierplanten. Het tweede gedeelte van den paleistuin, door de groote laan, die recht tegenover het paleis naar den Hooge Wal liep, in tweeën verdeeld, was meer speciaal bestemd voor het kweeken van allerlei groenten en vruchten; langs schuttingen leiboomen, per ziken, abrikozen, peeren, morellen enz., en links aan de overzijde van een sloot die den vijver door een onder-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1907 | | pagina 98