SCHILDER EN ARCHITECT.
als dan,, dat overal bezuinigde, dat goedkoopere bouwwerk
of dat bouwwerk volgens de caprices van zijn bouwheer
is tot stand gekomen, dan vraagt het publiek niet, wie heeft
dat zóó verknoeid de bouwheer, hij gaat altijd veilig uit,
de bouwmeester, hij is en blijft altijd de zondaar, de knoeier.
Het is waar, de niet in ambtelijken dienst zijnde bouw
meester, kan, zoo althans zijn financieele omstandigheden
hem zulks veroorloven, altijd voor eene hem ongevallige
opdracht bedanken, maar de Stads- of Rijks-bouwmeester
is maar al te dikwijls verplicht, een werk, dat door onkun
dige bemoeizucht of domme eischen bedorven is, te mogen, te
moeten uitvoeren zelfs, verplicht, het odium dat er op volgt,
maar kalm en zwijgend, hoogstens schouderophalend, te
dragen. Het publiek weet niet hoe rijk Nederland wel is aan
ongeroepen bouwmeesters, er is inderdaad geen enkel kunst
vak, waarin een leek zich zooveel meezeggenschap ver
oorlooft, als juist in dit, bijna elk ambtenaartje verbeeldt
zich bouwmeester te zijn, en naar mate dat ambtenaartje
dan opklimt, treedt zijn bouw-talent meestal stelliger en
beslister op den voorgrond en laat dit zich te meer gelden.
DE’SGRAVENHAAGSCHE BOUWMEESTER PIETER POST. I27
De Bouwkunst, de aller moeilijkste der drie beeldende
kunsten, is desalniettemin de kunst waarvan een ieder
zich verbeeldt verstand te hebben, de kunst, waarin ieder
uil meent te mogen en te kunnen meêspreken.
Zij is de moeilijkste der drie kunsten, omdat een goed
bouwmeester niet alléén een man van kunst-kennis en
van kunst-smaak moet zijn, maar ook over scheppend talent
moet beschikken, niet alléén wetenschappelijk en degelijk
onderlegd moet zijn in zijn vak, maar daarin ook eene
rijke ervaring moet bezitten; mist hij één of meer dier