132 DE ’S GRAVENHAAGSCHE BOUWMEESTER PIETERPOST. zijn aangelegd als de menschen dier dagen, met ver bazing zien wat onze voorouders toen durfden en deden. Gemeentebesturen, die toen schatten uitgaven tot vergroo- ting en betere beveiliging hunner Stad en aan kunst werken tevens, zij laten nu die vergrooting stillekens over aan bouw- en grond-speculanten, zij bouwen nu geen kunst werken meer, zij hebben er geen oog, geen gevoel meer voor en zij meenen 2ich al heel verdienstelijk te maken nu, als zij de kunstwerken door vroegere besturen tot stand gebracht, nog niet sloopen, doch zoo wat in stand houden. Het woord kunst, klinkt nu bij bouwwerken, in de ooren onzer Overheid, meesttijds als een woord uit den booze, en in den ambtenaar-Architect geldt het nu eigenlijk tot een verdienste, als hij buiten het kunst-kader staat, als hij niet aan kunst doet; zijn voornaamste eigenschap behoort te zijn zuinig te kunnen bouwen, voor ’n beetje, voor ’n schijntje alles te kunnen maken, al ’t overige, behoudens doelmatigheid en de strikt noodige soliditeit, is bijzaak. Sterker nog, het wordt hem soms zelfs tot een verwijt gemaakt, als hij aan zijn gebouw, trots de betrachte zuinig heid, toch nog eenig karakter, toch nog eenig cachet, toch nog eenige kunstwaarde heeft weten te geven, „nu heeft hij waarachtig toch nog gezondigd”, zegt de innig ver ontwaardigde, hoogstaande Overheidsman. En terwijl voorheen elk werk, dat van Overheidswege gebouwd werd, zich juist moest onderscheiden door karakter, door cachet, door kunstwaarde, en steeds ter plaatse waar het stond een sieraad moest zijn, acht diezelfde Overheid het zich nu zelfs tot een verdienste bouwwerken te doen uitvoeren zonder eenig karakter, zonder eenige kunstwaarde, en die de plaats waar zij staan bijna ontsieren. „A beautiful thing is a joy for ever”. Er gaat inder daad meer blijvende opvoeding en vorming uit van

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1908 | | pagina 142