DE’SGRAVENHAAGSCHE BOUWMEESTER PIE TER POST. I33
aan charmante ge-
groot, deftig en leuk,
geen twintigste meer
één in allen deele werkelijk mooi gebouw, als uit twintig
boeken over kunst of uit honderd voordrachten over kunst
nijverheid of wat dies meer zij, doch dat juist begrijpt
men niet, men sticht wel overal kunstnijverheids-scholen,
en men heeft nu zelfs een Hooge School voor de kunst,
maar als de op die Hooge School gevormde werkelijke
kunstenaar, straks werk vraagt, dan is er voor hem juist
geen werk.
En Nederland, voorheen overrijk
bouwen van allerlei aard, klein en
geestig en voornaam, het bezit nu
van zijn schat, die steeds afneemt, terwijl er zoo zelden
iets bijkomt. Of onze Overheids-heeren, na hun vacantie
uit Frankrijk of uit Italië, uit Spanje of uit Egypte zelfs,
ook al heel enthousiast, over al het mooie dat zij daar
gezien en over al het artistieke werk dat zij daar bewonderd
en genoten hebben, terugkomen, toch blijft zulks bij voort
during zonder baat voor eigen land, want de sociale geluk
zaligheid die zij alle trachten in te voeren en die de gelden
vroeger aan de kunst besteed, nu verslindt, groeit niet
tot iets blijvend op den open en eindeloozen weg van
voorziening in elks materieel tekort, maar wel langs
den stillen en zekeren weg van ontwikkeling van elks
zakelijk kunnen en zijn. Elke duizend gulden ten bate
eener gezonde kunstontwikkeling van eigen land naar eisch
besteed, geeft op den duur duizendvoudige rente, want
de kunst zij verhoogt de beteekenis, de welvaart en het
geheele materieele zijn van een volk.
Doordien de Overheid hier echter nog slechts bij uitzonde
ring eenig kunstwerk bouwt, doordien de Protestantsche
kerk slechts zelden meer kerkgebouwen van eenige betee
kenis sticht en doordien het huur-, of passepartout-huis het
familie-huis heeft vervangen en eene buitenlandsche vacantie-
reis het zomer-verblijf, het buiten van weleer, is het zakelijk